Toen de tijd gestolen was

Ergens in de eerste dagen na de millenniumwende, op het snijpunt van twee eeuwigheden, liep ik een onberispelijk geklede man tegen het lijf. Hij droeg een witte baard die tot de grond reikte. Aan zijn licht loenzende ogen zag ik dat hij mij wat wilde vragen. En inderdaad, daar opende zich zijn mond. Slijmdraden tussen zijn tanden. ‘Heeft u een vuurtje?’, vroeg hij. Fluimen vlogen in het rond en bevroren voor ze de grond raakten. 
Ik tastte in mijn zakken en vond daar een wegwerpaansteker. Met mijn linkerhand voor de vlam, stak ik zijn sigaret aan. De geur van wodka, en camambert dwarrelde mijn neus binnen. Hij bedankte mij en bleef staan. Leek een reactie van mij te verlangen. Zelden te beroerd om aan de verwachtingen van mijn medemens te voldoen, vroeg ik hem wat het doel van zijn reis was. 
‘Ik ga aangifte doen’, zei hij. Hij wees achter mij, waar, zo wist ik, politiebureau Raampoort zich bevond.
‘Aangifte waarvan?’, vroeg ik. 
‘Ik ben bestolen.’ 
Hij keek mij indringend aan. Kennelijk moest ik nu vragen waarvan hij bestolen was.
‘Bestolen waarvan?’, vroeg ik hem.
‘Bestolen van de tijd’, zei hij. 
‘Ach’, zei ik, in de veronderstelling met een dronken poëet van doen te hebben, ‘dat gevoel heb ik zelf ook geregeld. Hoewel nog relatief jong, vraag ik mij om de haverklap af waar de tijd gebleven is.’
‘Dat geloof ik graag’, zei de man, ‘toch is het voor mij net even een iets ander verhaal.’ Hij nam een flinke trek van zijn sigaret. Zo’n trek dat je de askegel voor je ogen groter ziet worden.
‘En waarom dan wel?’, vroeg ik.
‘Men noemt men Vadertje Tijd’, zei de man. ‘Sinds mensenheugenis al. Of nog wat langer eigenlijk. Althans, ik besta al wat langer. Pas sinds de mens woorden gebruikt, heb ik een naam.’ 
‘U bestaat langer dan de mens kan praten?’, vroeg ik hem.
‘Wis en waarachtig’, zei hij. ‘Ik dateer uit de dagen dat de aarde nog woest en ledig was en slechts achttien uur nodig had om rond z’n as te draaien.’
‘Tjongejonge’, zei ik, ‘ik wist helemaal niet dat de dagen vroeger korter duurden.’
‘En de maan stond dichterbij’, zei hij, ‘Zo dichtbij dat hij op sommige dagen zelfs hoge bergtoppen kon schampen. Het was niet zonder gevaren, die beginjaren. Het was pionieren geblazen. Ik had nog veel te leren. Maar ik kreeg de ruimte om te exerimenteren en fouten te maken. En daar profiteren wij nu van.’
‘Op wat voor manier?’, vroeg ik.
‘Ach. De tijd is gestolen, maar ik weet dat het goed komt. Ik moet gewoon aangifte doen. Dan komt alles goed. Niemand heeft door dat de tijd weg is, alles is al opgelost.’
‘Huh’, zei ik en hief mijn handen zo dramatisch mogelijk ten hemel. ‘Hoe kan dat nou?’
‘Dat zal ik uitleggen’, zei de man. En hij legde uit dat, nu de tijd verdwenen was, alles tegelijkertijd gebeurde. Het ontstaan van het universum, de visjes die aan wal kropen, de bouw van de piramiden, de geboorte van Napoleon, de hoogtijdagen van Tanita Tikaram, de uitvinding van de microscoop, het uitsterven van de bizon, de ontmoeting met mijn toekomstige vrouw, de geboorte van mijn kinderen: het vond allemaal op dat ene moment plaats. Zelfs het verdwijnen van de tijd én de terugkeer ervan vonden tegelijkertijd plaats.
‘Nu is straks is toen’, zei de man. ‘En omdat nu ook straks is, heb ik ook al aangifte gedaan, zijn ze de boosdoener aan het pakken én heb ik de tijd alweer terug in mijn bezit. Alsof er niets gebeurd is’
‘Kijk eens aan’, zei ik, ‘dat doet mij deugd. En waar was de tijd gebleven, als ik vragen mag?’
‘Willem Holleeder had ‘m gestolen.’
‘En wat moest Willem Holleeder met de tijd?’
‘Hij wilde hem terugdraaien’, zei de man.
‘Natuurlijk’, zei ik. ‘En nu?’
‘Nu moet ik aangifte gaan doen.’
‘Maar u heeft de tijd toch alweer?’
‘Ja en nee’, zei de man. ‘Ja, ik heb de tijd. Maar ik heb hem tegelijkertijd nog niet. Verleden, heden en toekomst zijn immers één. Ik ben op dit moment dus ook aangifte aan het doen, maar dat heb jij niet door, want zelfs nu de tijd verdwenen is, ervaar jij louter het eeuwig vergankelijke heden. Probeer het maar niet te begrijpen.’
Om eerlijk te zijn, had ik daar ook helemaal geen zin meer in. Ik verlangde naar mijn bedje. Had de hele nacht doorgehaald. De zon kwam op, de vogels begonnen te fluiten, de postbode was al aan zijn ronde begonnen. Ik nam afscheid met een groet die het midden hield tussen een buiging en een knikje. Vadertje Tijd nam een trekje van zijn sigaret. Ik meende te zien dat de askegel nu kleiner werd en de sigaret juist groter. Hij gooide zijn baard over zijn linkerschouder alsof het een sjaal was en liep moonwalkend bij mij vandaan. 

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

12 Reacties

  1. Mooi verhaal! Ik denk nu onwillekeurig aan het lied met de tekst van lennerd Nijgh:

    Hij staat in de sneeuw aan de poort van de stad
    En prikt de dagen van december op z’n hoed
    Hij fluit z’n pluche lapjeskat
    Want hij heeft last van muizenissen die nesten maken in z’n baard
    Maar die laat hem altijd mooi fluiten
    ‘T Dier preekt ernstig voor de vissen
    Gevallen van een haringkar
    Hij lokt de dagen met z’n lied
    De dagen vliegen, hij blijft staan
    Waar komt hij vandaan?
    Hij koestert de dagen van rood cellofaan
    Van glitter en watten en sterrenpapier
    Geen mens kent zijn naam
    Meester Prikkebeen
    Meester Prikkebeen
    De mensen lopen langs hem heen
    Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen
    Lantaarnopstekers gaan stil door de nacht
    Hij speelt z’n draailier voor hun harige gezicht
    Slaap gerust, sluimer zacht
    Een paladijn met zijn soldaten blijft even luisteren naar hem
    Toch blijft z’n schotel leeg, ze lachen
    Alleen een meisje blijft staan praten
    Een mager meisje van plezier
    Waarom speel jij geen ander lied?
    Je ogen en je mond zijn koud
    (Ik weet geen refrein)
    Ik draag op m’n borsten een sleutel van goud
    Het licht in m’n oog is een ster die verschiet
    (Zo kan ik niet zijn)
    Meester Prikkebeen
    Meester Prikkebeen
    De mensen lopen langs hem heen
    Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen
    Ze danst in de sneeuw en ze speelt tamboerijn
    Terwijl de lapjeskat heel stil de passie preekt
    Het geurt naar brood en warme wijn
    En in de sneeuwnacht bij de ballen verwachten ze ’t nieuwe jaar
    De laatste dag komt aangevlogen
    De laatste slagen zijn gevallen
    Een vuurpijl spuit de hemel in
    En morgen verdwijnen ze over het land
    Het nieuwe jaar is wijd en groen (de bloemenwei is leeg en groen)
    Nooit zien ze hen weer
    Wie weet wat de dagen dit jaar zullen doen?
    Zij speelt met de kat en hij zwaait met z’n hand
    Vaarwel en tot ziens (vaarwel en tot ziens)
    Misschien tot ziens (misschien tot ziens)
    Meester Prikkebeen
    Meester Prikkebeen
    De mensen lopen langs hem heen
    Hij blijft alleen, Meester Prikkebeen

  2. iets te haastig gekopieerd zonder dubbelcheck :-) In klaag hierbij google aan! “En in de sneeuwnacht bij de ballen verwachten ze ’t nieuwe jaar”‘ WTF??!!

    1. Ik heb altijd verstaan in de sneeuwnacht bij de wallen verwachten ze het nieuwe jaar. hij staat aan de poort van de stad immers? Niet naast de oliebollenkraam! Dan verdien je geen cent! Maar goed, zijn schotel blijft leeg en de mensen lopen langs hem heen op weg naar de oliebollen dus waarschijnlijk. Extra pijnlijk!

      1. Voor me ligt het boek Lennaert Nijgh Tachtig teksten. Uitgeverij Strengholt, 1975.
        Op blz. 77 staat de tekst Prikkebeen (Met illustratie), en het citaat is dus:’en in de sneeuwnacht bij de wallen’
        Op het plaatje staat Prikkkebeen bij een poort.

        Dus die ‘ballen’ zijn fout.

  3. Mooi stukje. Die Holleeder vond ik een beetje vreemde eend in de bijt, er zijn immers wel meer mensen te bedenken die de tijd terug zouden willen draaien, maar daar staat die overdaad aan al mooie zinnen tegenover, dus.

    1. Ja, daar heb je een goed punt. Eigenlijk is de naam Holleeder een van de dingen die is overgebleven uit de daadwerkelijke gebeurtenis die ik ooit heb mogen meemaken. Die daadwerkelijke gebeurtenis heb ik ook beschreven. Ik had ‘m, toen ik dit verhaal ging schrijven, niet nog eens nagelezen, om dit verhaal te niet teveel te bezoedelen met dingen die echt gebeurd zijn. Maar je hebt wel gelijk: Holleeder past niet. Misschien had ik het beter in het midden kunnen laten, wie de tijd had gestolen en waarom. Hier overigens de waarheidsgetrouwe beschrijving van mijn ontmoeting: https://nurksmagazine.nl/2011/09/hoe-god-zichzelf-ging-aangeven/

  4. Ach, nostalgie aan het begin van het jaar: nu kwam ik via de link uit bij Robert Fisher (de verleden zanger van Willard Grand Conspriracy), en bij Spencer Brandsen. Alleen Ben Hoogeboom ontbreekt op deze vroegdonkere vier januari.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *