Ze bleven praten, anekdotes uit de kennissenkring, moppen gehoord op kantoor. Er werd gelachen, en er kwamen zelfs twee vrouwen bij staan. Kennissen van Thanatos en Abaddon die Clovis niet kende, maar dat hoefde ook niet. Clovis was onderdeel van een groep. Hij hoefde geen leider te zijn. Als hij maar ergens thuis hoorde.
De gespreksonderwerpen werden wat persoonlijker- Abaddon was druk in conclaaf met de twee vrouwen, en Clovis voelde zich op zijn gemak genoeg om eindelijk aan Thanatos te vragen: “Waar is Barry eigenlijk?”
“Wat?” vroeg Thanatos, dichterbij komend met zijn oor. Iemand had een favoriet nummer langs horen komen op de radio, en het dus harder aangezet. De halve kamer zat het lied nu mee te brullen.
“Barry,” riep Clovis, “Waar is hij?”
Het was het soort feest waar hij normaal langs zou komen. Thanatos knikte, hij had het verstaan.
“Weet ik niet,” riep hij over het nummer heen.
“Wie?” vroeg één van de kennissen, Mandelien.
“Barry,” herhaalde Thanatos. Nu lag de focus van het hele groepje weer op één onderwerp.
“Ik had het hem laatst gevraagd,” riep Thanatos, een pielende beweging makend met zijn wijsvinger, “Over dat gedoe met die prostaat van jou.”
“Oh god, die poppen,” zei Calara, de andere kennis, lachend haar hoofd schuddend om daarna een slok van haar wijn te nemen.
“Was jij die ene? Die Barry heeft gevingerd?” vroeg Mandelien. Clovis werd misselijk.
“Ja!” lachte Thanatos, zich weer wat ernstiger richtend tot Clovis: “Hij deed er een beetje raar over. Ik heb hem sindsdien al een tijdje niet meer gezien. Het is toch maar een vinger,” haalde hij zijn schouders op.
Clovis zag de wereld zoals hij was, maar alles wat het voorheen tot één logisch geheel maakte leek weg te vallen. Alle verbanden werden losgeknipt, dwarrelende touwtjes voor de wind, werkelijkheid reducerend tot overweldigend betekenisloze aanslagen op zijn zintuigen. Hij had beloofd niets te zeggen. Nu wist Barry dat… Oh god. En hij had… Had hij nou ooit iemand anders gevingerd? Of nooit??
“Hee hij had jou toch ook gevingerd?” richtte hij zich half nerveus, half lachend tot Abaddon. De twee vrouwen lachten hard. Kakelend. Kankerwijven. Dronken kankertorren.
“Nee,” snoof Abaddon, Clovis met een raar gezicht aankijkend.
“Ik laat me toch niet vingeren door Barry. Als het nodig zou zijn ga ik wel naar een dokter,” zei hij, wegkijkend. Zijn gezicht klaarde op toen hij iemand herkende.
“Snartzsch!” riep hij. Thanatos keek ook, en lachte, zijn biertje als groet omhoog houdend. Ze vertrokken met zijn vieren, Clovis achterlatend.
Clovis, leunend tegen de muur. Een trillende hand met een flesje bier. Alleen.
Arme Clovis!!
Ah, Snartzsch was er ook.
Waar is Barry???
[q]Alle verbanden werden losgeknipt, dwarrelende touwtjes voor de wind, werkelijkheid reducerend tot overweldigend betekenisloze aanslagen op zijn zintuigen[/q]
Als je schrijft kun je een personage ook alles laten zeggen of denken, lekker is da toch:
‘Kakelend. Kankerwijven. Dronken kankertorren.’
Als schrijven dicht bij denken ligt, kietel je de waarheid en kan je, als héél goed luistert, god horen giechelen.
check up!
https://www.youtube.com/shorts/SV_SWI86DmQ
https://www.youtube.com/watch?v=JPpJy53SDqs