De grote sprong

De lift was buiten gebruik. We moesten acht trappen op voordat we op de juiste verdieping waren. Het was een galerijflat. Jaren ’70 of ‘80. Alles verouderd. Het rook er naar vochtig beton. We liepen naar het huisnummer dat we hadden doorgekregen. Belden drie keer. Een klein Aziatisch vrouwtje deed open. Volgens mij had ze haar nachtjapon aan. Ze had wel een mondkapje op. Wij ook. Ze ging naast de trap staan en wees naar boven. Daar zat een grote man met kort rossig haar, een denim hemd met de bovenste knoopjes los en voor zijn mond een gifgroen mondkapje. Op tafel lagen een stuk of tien gevulde spuiten in een aluminium bakje. De man zei dat we konden gaan zitten. ‘Vinden jullie het spannend?’, vroeg hij. Mijn vrouw beaamde dit. Ze vond het verschrikkelijk spannend. Bijna te spannend. Terwijl het toch haar idee was geweest.
Ze had het gehoord van een collega. Dat huisartsen elke dag met een aantal vaccins blijven zitten. Van patiënten die niet op komen dagen. Het Centrale Uitdeelpunt Van Vaccins in Oss vraagt van de instanties om overgebleven vaccins weg te gooien. In plaats daarvan worden ze elke zondag verzameld en naar een centraal punt gebracht, zodat ze maandag alsnog gebruikt konden worden door iedereen die zich aanmeldde.
Mijn vrouw belde met onze huisarts. Die zei dat hij van niks wist, maar raadde wel aan om nog even door te vragen bij zijn assistent. Die gaf een nummer op dat we konden bellen. Toen mijn vrouw dat nummer belde, kreeg ze een voicemail waarin een vrouwenstem een telefoonnummer noemde met de uitdrukkelijke vraag om enkel via Whatsapp te communiceren. Nadat mijn vrouw dat deed, kreeg zij het bericht dat we op een wachtlijst stonden.
Dat was vier weken geleden. Afgelopen zaterdagochtend, op mijn verjaardag, kreeg ze een appje. We werden op maandag 26 april daar en daar, zo en zo laat verwacht. Maar nu we op het afgesproken tijdstip op de afgesproken plek waren, kreeg ze het benauwd. We kregen immers AstraZeneca ingespoten, daar bleven elke week namelijk de meeste spuitjes van liggen. Sinds Hugo de Jonge, nadat er enkele gevallen van trombose waren voorgekomen, in zijn wijsheid had besloten om de vaccinering met AstraZeneca te stoppen in de hoop de gemoederen tot bedaren te brengen, waren de gemoederen allesbehalve tot bedaren gebracht.
Maar nu kregen wij dus wel ineens de kans om gevaccineerd te worden, terwijl we nog lang niet aan de beurt waren. Los van de angst om bij die 0,01% te horen die last krijgt van trombose, voelde mijn vrouw zich ineens schuldig. We waren immers aan het voordringen. Anderen hadden het veel meer nodig dan wij. Zelf had ik er geen moeite mee. Die vaccins worden anders maar weggegooid. Bovendien: door de gaten op te vullen, helpen we heel Nederland om wat sneller gevaccineerd te worden en kudde-immuniteit te bereiken. Dan mag je best in een gat springen dat anders maar een gat blijft.
De dokter legde uit hoe klein de kans op trombose was. ‘De kans dat je op de weg hier naartoe door een auto wordt doodgereden, is groter’, zei hij. Die opmerking had ik al een paar keer eerder gehoord deze week. Begint een cliché te worden. Het problee is natuurlijk: in het verkeer heb je het gevoel zelf nog enige invloed te hebben, bij dit vaccin niet. Je moet maar vertrouwen op je immuunsysteem. Ik vraag hoe je trombose kan herkennen. Als je been blauw wordt. Of als je kortademig wordt. Of als je gezicht half verlamd raakt. We kregen een papiertje met uitleg erop. Alle bijwerkingen stonden erbij. Koorts, hoofdpijn, misselijkheid. Geen trombose.
Mijn vrouw kreeg het spuitje in haar rechterarm, ik in mijn linker. Je voelde er niks van. Even later zaten we in een ruimte met diverse posters van de boeddha. We moesten nog een kwartiertje blijven, voor het geval we een acute heftige reactie hadden.
Die avond ben ik gewoon naar karatetraining gegaan. In verband met corona doen we dat op een voetbalveld. We kregen les in zwaardvechten. Een paar basisbewegingen. De zon zakte langzaam achter de daken. Het groen van de bomen werd eerst paarsig en ging daarna richting zwart. In de beginnende duisternis liep ik naar huis.
Thuis aangekomen voelde mijn vrouw zich niet helemaal lekker. We keken samen een aflevering van The Young Pope. Het was een erg mooie aflevering. De jonge paus in kwestie zou zich voor het eerst in het openbaar laten zien. Ze hadden hem gekozen in de hoop dat hij een progressieve wind door het Vaticaan zou laten waaien. Het tegendeel bleek echter het geval. De nieuwe paus was behoorlijk reactionair. Bovendien was hij arrogant en wispelturig en leek hij niet in God te geloven. Tegelijkertijd leek hij wel, door heel geconcentreerd te bidden, wonderen te kunnen verrichten. Hij ging op reis naar een Afrikaans land dat in een geweldsspiraal verkeerde. Tijdens de grote ontmoeting tussen de plaatselijke dictator en de nieuwe paus, bleef de stoel van de paus leeg. Maar hij sprak de menigte wel toe, in een waarlijk indrukwekkende speech. Hij zei dat we allemaal schuldig waren aan oorlog en geweld. Zoals we ook schuldig kunnen zijn aan vrede. Hij vertelde dat kinderen hem altijd vragen wie God is. En dan schrijft hij terug: denk aan alle dingen waar je van houdt, dat is God. De kinderen houden van heel veel dingen, maar nooit van oorlog. Het stadion was stil. De dictator was stil.
Die nacht krijgt mijn vrouw het steeds kouder. Daarna steeds warmer. Rond een uur of zes in de ochtend is ze een gloeiend kooltje.
Het is Koningsdag. Het grootste deel van de dag zal ze in bed blijven liggen. Na de koorts komt de hoofdpijn. Ze zal het hele riedeltje afgaan. Ik maak thee voor haar. En yoghurt. Het probleem is: ik kan mijn vrouw altijd maar moeilijk serieus nemen als ze ziek is. Ze is niet vaak ziek, maar als ze ziek is, zo eens in de drie jaar, dan is ze dat vol overgave. Als ik zelf ziek ben, wil ik graag met rust gelaten worden. Terwijl in mijn vrouw dan de Florence Nightingale ontwaakt. Tragisch eigenlijk.
Die ochtend lees ik in Job van Joseph Roth deze zin:
‘Terwijl hij zag hoe de gouden streep van de zon steeds smaller werd en vanaf de nok van het huis over het dak gleed en vandaar op de witte schoorsteen, meende hij voor het eerst van zijn leven duidelijk het geruisloze en geniepige voortslepen van de dagen te voelen, de bedrieglijke slinksheid van de eeuwige wisseling van dag en nacht en zomer en winter en het verglijden van het leven – gelijkvormig ondanks alle verwachte en onverwachte verschrikkingen.’
De hij in bovenstaande zin is Mendel Singer, een eenvoudige Joodse onderwijzer die de nodige verwachte en onverwachte verschrikkingen te verduren zal krijgen. Het boek heeft een heerlijke weemoedige gloed in zich. Ergens doet het me denken aan A Serious Man van The Coen Brothers, die ik nodig weer eens moet herbekijken.
Maar eerst maak ik samen met mijn dochter Madeleines. Om straks te verkopen op het minivrijmarktje op de parkeerplaats bij ons achter. Buurtbewoners hebben een luchtkasteel voor de buurtkinderen gehuurd. Een paar van die buurtkinderen hebben al wat kleedjes met spulletjes neergelegd. Naast Madeleines gaan we ook eierkoeken met aardbeien en poedersuiker verkopen. Ze wil er twintig cent voor vragen, wat vermoedelijk onder kostprijs is.
De zon schijnt bemoedigend op ons bestaan, de zaken gaan goed. Naast ons zijn drie buurtjongens suikerspinnen aan het verkopen. Hoewel de suikerspinnen die ze uit hun suikerspinmachine draaien vaak niet veel groter zijn dan de cocon van een reuzenvlinder, doen zij nóg betere zaken.
Thuis is de hoofdpijn flink gedaald na inname van een paracetamol. Ik zet nog een kop thee. Niet veel later komt mijn vrouw zelfs even kijken op de vrijmarkt. Ze is precies op tijd om de vuurspuwer te zien. De vuurspuwer begint zijn show op het dak van een van de huizen. Beneden ligt een dikke mat. We moeten aftellen. We tellen af. Bij nul laat hij zich voorover vallen. Hij belandt op zijn rug. Daarna begint de show pas echt. Hij likt vuur, hij eet vuur, hij spuwt vuur. De hele buurt is uitgelopen. Ik vraag me af wat een B.O.A. zou doen als hij of zij dit tafereeltje zal aantreffen. Iedereen houdt afstand, begroetingen gebeuren in het luchtledige. Ik neem aan dat de B.O.A. het zal laten gaan. Maar je weet nooit.
Als ik iemand tegenkom die ik ken, wil ik de val van de vuurspuwer laten zien. Ik had het opgenomen. Omdat het wat lang duurde, had ik halverwege even op pauze gedrukt. Kennelijk had ik daarna niet op het juiste knopje gerukt. Het filmpje begint automatisch opnieuw, maar aangezien ik het geluid niet heb aan staan, merk ik dat niet. Waarschijnlijk hebben wij een keer of vier naar hetzelfde filmpje gekeken zonder het door te hebben. De vuurspuwer bleef maar op het dak staan. Hij jutte ons op, maar sprong niet.
Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

2 Reacties

  1. Wij waren laatst in Amsterdam om het Maritiem museum te bezoeken want daar was een test event georganiseerd voor houders van de museumkaart. Nu hebben wij die kaart al een klein jaar niet kunnen gebruiken maar zijn de organisatie wel blijven steunen want daar werken ook allemaal mensen en als je elkaar niet helpt wie doet het dan wel? Het werd dus weer de hoogste tijd! Toen wij in Amsterdam aankwamen ontdekte mijn vriendin echter dat ze de testbewijzen vergeten was en we mogelijkerwijs onverrichter zake weer naar huis moesten. Gelukkig kwam mijn dochter toen op het idee op op de Zeedijk 3 spuiten met Pfizer te gaan halen. De doctoren waren gelukkig ter plekke en en deden duidelijk goede zaken gelet op de dikke auto’s waar ze in reden! Op de achterbank van een dikke BMW 7 serie heeft Mehmed toen geholpen bij het zetten van de Pfizer prik bij mijn dochter want die had spijt gekregen en stribbelde een beetje tegen. Gelukkig hebben wij wèl vertrouwen in de wetenschap en met de bijgeleverde injectiebewijzen hebben wij vervolgens een vrolijke middag gehad in het Maritiem museum! Als je maar wil is alles mogelijk!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *