Hij was anders dan de andere kinderen in het dorp. Tijdens verstoppertje in het bos vertrok hij naar een open plek en richtte hij zijn gezicht naar de zon. Bij voetbal was hij mid-mid, omdat de trainer begreep dat hij niet op één plek kon blijven staan. Op de dag dat zijn oma werd begraven, schreeuwde hij de hele buurt bij elkaar. Niet dat hij veel om zijn oma had gegeven; hij haatte het zwarte overhemd dat zijn moeder voor hem had gekocht.
Hij werd afgewezen voor de pilotenschool. Duidelijk geval van ADHD, noteerde de psycholoog die de test afnam. Hij koos toen voor een opleiding tot gymnastiekleraar. Het leukste vond hij de lessen in de buitenlucht, maar hij kon ook genieten van de klimmuur in de verhoogde sporthal. Dan klom hij naar het hoogste punt en bleef daar doodstil zitten, tot zijn leraar hem naar beneden riep.
Hij was, kortom, een dagpauwoog in het lichaam van een man.
Veertig jaar later was hij een dagpauwoog in het lichaam van een oude man. Een oude man die over een week verplicht met vervroegd pensioen ging.
Het leven had hem nooit echt weten te bekoren. De gymlessen maakten het draaglijk. Met die krioelende kinderen om zich heen lukte het hem soms om alles te vergeten. En nu namen ze het hem allemaal af.
De zon scheen en het was windstil. Hij had de route nauwkeurig uitgestippeld. Via de prullenbak en het zonnescherm kon hij het platte dak bereiken. Daar begon het lastige deel. De toren had geen ramen, geen versiersels die uitstaken, het was allemaal baksteen. Maar zijn vingers waren krachtig. Hij had aan een paar kleine oneffenheden genoeg. Het gebouw stamde uit de jaren zeventig. Veertig jaar lang hadden de elementen het cement uit de voegen geslagen. Het klimmen ging eenvoudiger dan gedacht.
Hij ging op de rand staan, spreidde zijn armen en voelde zich Christus boven São Paulo. Het was zaterdag; er was niemand op het schoolplein. Hij twijfelde geen moment. Hij sprong.
Wild en krachtig met zijn armen wapperend viel hij loodrecht naar beneden. Net voordat zijn schedel kapot zou slaan op vakje 9 van de hinkelbaan wist hij zijn val te keren. Hij vloog. Het was gelukt.
Hij fladderde heel het dorp door. Hij bezocht de tuinen van zijn leerlingen, vloog langs het fietspad met de boterbloemen en hoog over de bomen naar de open plek in het bos. Hij at zoveel nectar dat zijn maag er pijn van deed. Hij sloot vriendschap met een koolwitje en maakte ruzie met een bij.
Toen de avond viel, keerde hij terug naar de school. Achter het gymlokaal kende hij een perfecte slaapplek.
Op het schoolplein was het een drukte van belang. Ouders en kinderen stonden in een kring rond een knalgele bestelbus met rode en blauwe strepen. Smakelijke kleuren. Twee mannen in fluorescerende pakken schoven een wit laken op wieltjes de auto in. De tegels rond de hinkelbaan waren roodgekleurd. Hij vond het maar een vreemd tafereel. Dat hij ooit tot de mensheid had behoord kon hij zich nauwelijks meer voorstellen.
Dank…
Mooi hoor. Kunnen pauwen eigenlijk vliegen?
Als er ‘oog’ achter staat, kunnen ze alles, die pauwen. Behalve Jeroen.
De dagpauw wel. De nachtpauw heb ik ‘ns uit een boom zien vallen, die kan er niks van.