Het was de maandag in de week van de langste dag van het jaar. ’s Ochtends staakten de Nederlandse Spoorwegen. Desondanks lukte het mijn vrouw vrij eenvoudig om in Haarlem te geraken. Het was zo’n dag dat het rubber van je fietsband samensmolt met het asfalt.
’s Middags haalde ik mijn kinderen op van school. In de zandbak rond het klimrek zag ik een kraai liggen. Hij had zijn vleugels gespreid en z’n bek open. Er kwam een andere kraai naar hem toe. Die ging naast hem liggen, op precies dezelfde wijze. Ze ademde zichtbaar. De uitputting nabij, dacht ik. Maar toen ik nader tot hen wilden komen, vlogen ze weg.
Mijn zoon mocht met een vriendje mee naar het openluchtzwembad. Mijn dochter ging met mij mee. Ik moest werken, dus veel had ze niet aan me. Ik zat voor de open tuindeuren. Onze kat rekte zich zo lang mogelijk uit op het koele hout van onze vloer. Het mailverkeer met mijn collega’s hing aan elkaar van miscommunicatie. Mijn dochter lag op de bank, geen zin om wat dan ook te doen. Iets over half zes gingen wij naar zwemles.
Net toen we weg wilden gaan, kwam mijn zoon eraan. Hij wilde liever thuisblijven. Die zaterdag had hij op straat een stereotoren gevonden, waarvan de radio het nog deed. Sindsdien doet hij weinig liever dan op zijn kamertje Donald Duckjes lezen en naar de radio luisteren. Maar nu ging hij tv kijken.
Ik bracht mijn dochter naar haar zwemles en had daarna een half uurtje de tijd om boodschappen te doen. Mijn vrouw belde. Er was een seinstoring, de trein zou niet verder gaan dan Kampen Zuid. ‘Zal ik je ophalen’, vroeg ik. Ik vroeg me af wat ik dan met eten moest doen. Om half zeven was de zwemles klaar. Om tien voor zeven kon ik gaan koken. Om zeven uur eten. Konden we om kwart over zeven weg, zouden we om kwart voor acht op Kampen-Zuid zijn. Of zouden we erna eten? ‘Je kan ze ook thuis laten’, zei mijn vrouw. Ik wist niet of ik daar al aan toe was.
Een klein uurtje later gaf ik mijn kinderen hun bord pasta en zei ik dat ik hun moeder op ging halen. Ze keken naar Dylan Hagens die ondersteboven hangend 34 tosti’s ham-kaas met ketchup aan het opeten was. Ik griste de sleutels van de piano en snelde naar de auto.
Op de snelweg bedacht ik me ineens dat ik het gas niet had uitgedraaid. De pasta met tomatensaus was bezig droog te koken. Straks zou mijn zoon naar de wc rennen, de pan omver stoten en de gloeiend heten, loodzware pan pasta op zich krijgen. Hij zou achteruit vallen en zijn veel te goedkope T-shirt van het Argentijnse elftal zou vlam vatten. Hij zou vast niet op het idee komen om dan even onder de koude douche te gaan staan.
Wij konden natuurlijk ook een auto-ongeluk krijgen. Als het donker was zou de politie aan de deur staan en onze verweesde kinderen aantreffen. En op het fornuis een pan aangebrande pasta.
Misschien moest ik de buren even bellen om te kijken of alles goed was. Maar wat zullen die wel niet denken? Dat ik mijn kinderen van vijf en zeven jaar alleen thuislaat? Met het fornuis aan, nota bene? Nee, zoiets moet je niet hebben. Komen praatjes van. En voor je het weet, komen ze je kind halen. Dan maar het risico lopen dat ons huis ontploft.
Ik reed de parkeerplaats van Kampen Zuid op. Alles baadde in het warme licht van de avondzon. Een kleine mensenmassa stond en zat rustig te wachten op bussen die zouden komen. Ik dacht aan Twenty Seven strangers van The Villagers, die op de bus staan te wachten. Time went by, the sun went down, a baby cried. Daar was mijn vrouw. Het doorschijnende haar als een lichtkrans rond haar hoofd. Achter haar twee jongens, waarvan er één onze pianostemmer bleek te zijn. De andere was een pianostemmer in opleiding. Hij reisde een paar keer per week van Groningen naar Amsterdam om het vak te leren aan de meubelvakschool. We zetten hen af bij station Zwolle, waarvandaan er bussen zouden gaan.
Onze kinderen keken naar Dylan Hagens die het records achterwaartse bottle flips probeerde te verbreken. De borden lagen op de grond. Eentje leeg, de ander half opgegeten. Ik controleerde het gas. Het gas was uit.
Wordt geen blockbuster, maarja, Nederlandse film, kan de dijk bij Kampen niet breken en je dochter ontsnappen per dekschuit die, later, beschoten wordt, maar ze overleeft, en kan je zoon niet monologen houden tegen een speelgoedkonijn?
Dit soort gedachten heb ik wel eens als ik weg ga en alle elektronische apparatuur op de stand by stand laat staan. Cumulatief zouden die kleine stroompjes best wel eens tot brand kunnen leiden. En vanzelfsprekend verbranden eerst de kinderen. Zoals het heurt in een rampenscenario..