We reden door de glooiingen van Frans Baskenland. De lucht bleef grijs. Ik zag aan mijn vrouw dat dit aan haar knaagde. Ik had haar net uitgelegd dat de kans groot is dat we in een simulatie leven. Hardop vroeg ik me af: als je weet dat je bent geprogrammeerd om zoveel van de zon te houden dat je op obsessieve wijze het weer in de gaten gaat houden en enigszins neerslachtig raakt als het niet veel beter wordt, werkt dat dan verzachtend voor je gemoedstoestand? Mijn vrouw vond van niet. Of ze nu wel of niet in een simulatie zat, het weer bleef kut.
’s Avonds was er een schietwedstrijd. Kinderen mochten met pijl-en-boog en blaaspijp schieten, volwassenen mochten ook nog een luchtbuks ter hand nemen. Het meisje dat van alle kinderen had gewonnen mocht, bij wijze van prijs, ook met de luchtbuks schieten. De luchtbuks was zwaar. Hij zwalkte heen en weer. Ze schoot. Minstens twee meter mis. De begeleider had een grijze baard en een Robin-Hood-hoedje van papier op zijn hoofd. Hij laadde de luchtbuks voor het meisje. Ze was een jaar of twaalf. Ze legde nogmaals aan. De loop schommelde. De kogel vloog weg. Ik hoorde een heldere ping, zag de kogel recht op mij af komen. Precies tussen mijn ogen. “Ik ben geraakt!”, riep ik. De moeder van het meisje dacht dat ik een grapje maakte. Ik maakte geen grapje. De kogel was precies tussen mijn ogen gekomen en lag nu ergens op de grond. Mijn kinderen stonden er beduusd bij te kijken. Het meisje mocht niet meer schieten van haar moeder. Eigenlijk had ik toen ook weg moeten gaan met mijn kinderen. Maar ik ging ervan uit dat de kans verwaarloosbaar klein was dat dit nu meteen weer zou gebeuren.
Ik had gelijk. Het gebeurde niet nog een keer. We bleven leven. Het ging niet slecht. Tegen mijn kinderen zei ik dat ik het plekje tussen mijn ogen vanaf nu beschouwde als mijn geluksplekje. Terwijl wij terug naar de tent liepen, bleek ik de talk of the camping. “Je moet naar het Casino gaan”, zeiden ze. Ik zei dat je geluk niet moest uitmelken.
Mijn vrouw was niet onder de indruk: “Je zou het net zo goed je ongeluksplekje kunnen noemen.”
Een gecombineerd antwoord op 1) en 2): ah, zo zit dat dus. Tja, die Basken spotten er niet mee, dat blijkt maar weer. Overigens gaan veel Spanjaarden naar Noord-West Spanje op vakantie juist omdát het daar regent.
Ik reed door Frankrijk, de cider kwam uit Spanje.