We zaten op een strandtent te Ameland. Mijn zoon van zes sprak de volgende woorden: “Van alle dingen ben ik het meest zuinig op mijn bril.” Hij was even stil. “En op mijn lul.”
Ik moest lachen. Mijn vrouw vroeg waar ik om moest lachen. Ik vertelde waar ik om moest lachen. Zij moest lachen (zij het aarzelend want ze voelde aan haar theewater waar dit toe ging leiden). De broer van mijn vrouw vroeg waar wij om moesten lachen. Ik vertelde waar wij om moesten lachen. De broer van mijn vrouw moest lachen. En zijn vriendin ook. Mijn zoon begreep dat hij iets had gezegd waar wij om moesten lachen. Hij zei nog een keertje iets over z’n lul. Wij moesten niet lachen. Hij probeerde het nog een keer. Mijn vrouw legde uit dat humor over timing en doseren gaat. Iets is één keer leuk, een tweede keer misschien nog een beetje, maar een derde keer niet meer. Ik vond toch dat ik hier een kanttekening bij moest maken.
“Maar soms is het juist leuk om iets heel vaak te herhalen”, zei ik. “Dat noemen we een running gag.”
“Wad?”, zei de broer van mijn vrouw. En iedereen die het grapje begreep moest lachen. Want “Wad?” was de running gag van het weekendje Ameland.
Weer wat geleerd!
Mooi uitzicht daar op die strandtent? * boem katjing! *
En wees zuinig op je tanden, zoon van Max, daar moet je ook nog de rest van leven mee.
/ouwe lul modus
Heel goed, Rigo. Ik zal het doorgeven.
Wad de fuk is dit voor grappenmakerij?
Van een man die ‘has been around, nudge nudge’ wordt hier wel eens gezegd: ‘Die heeft ‘m niet met pissen versleten.’ Ook zoiets, maar dan anders.