Hopen dat onze fietsen er nog staan, zei ik tegen mijn kinderen terwijl we naar buiten liepen. Mijn kinderen vroegen waarom ik dat zei. Omdat de fietsen hier in Amsterdam nogal snel worden gestolen en wij onze fietsen enkel op een eenvoudig AXA-slotje hadden gezet, legde ik uit. Buiten liet ik ze het verschil zien: de dikke kettingsloten waarmee alle andere fietsen op slot stonden versus het armzalige stukje plastic van onze fietsen. Maar hoe stelen de boeven die fietsen dan? Ach, zei ik, dat kan op verschillende manieren. Sommigen kunnen zo’n slot met een haarspeld open maken, anderen gebruiken de betonschaar, weer anderen gooien losstaande fietsen in een busje en maken de sloten later open. Mijn zoon vroeg hoe je zo’n busje kon herkennen. Tja, zei ik, hoe herken je een boevenbusje? Hoe herken je boeven? Aan hun pakje, wist mijn dochter. Boeven hebben altijd een gestreept pakje aan. De wereld van Lego City en Donald Duck botste voor het eerst met de werkelijkheid. Mijn vrouw legde uit dat boeven zulke pakjes enkel in de gevangenis dragen. Of als ze ontsnapt zijn. Maar dan zullen ze die pakjes zo snel mogelijk uit willen doen. Want boeven willen niet als boeven herkend worden. Boeven willen eruit zien zoals iedereen. Mijn dochter vroeg waar je die boevenpakjes kon halen. In de gevangenis, zei ik. Of in de carnavalswinkel. De politie draagt wel altijd politiekleding, merkte mijn dochter op. Zodat je kan zien dat het politie is. Even wilde ik vertellen dat er ook politieagenten bestaan die eigenlijk boeven zijn. Maar dat hield ik wijselijk voor me. Het hoofdstukje corruptie bewaar ik voor alter. De vraag bleef: hoe kan de politie boeven herkennen? Mijn zoon begreep dat dit enkel kon als de politie de boef in actie zag. Inderdaad, zei ik, je weet het pas zeker als je het hebt gezien. Of als iemand anders het heeft gezien. En kan bewijzen dat hij het heeft gezien.
Het was kortom een gezegende avond, wij fietsten zorgeloos door Amsterdam, godsgruwelijk gelukkig te wezen. Ik vroeg me af of ik ze over etnische profilering moest vertellen. Dat was immers ook een van de tactieken om met minder moeite meer boeven te vangen. Ik waagde het erop. Wat de politie ook vaak doet, vertelde ik, is een rekensommetje maken en het zekere voor het onzekere nemen. Zien ze bijvoorbeeld een zwarte man in een dure auto, dan controleren ze even of alles wel in de haak is. ‘Opmerkelijk bezit’, noemen ze dat bij de politie. Mijn zoon begreep het niet. Waarom mag een zwarte man niet in een dure auto rijden? Ik legde uit dat de criminaliteitscijfers bij mensen met een donkere huidkleur vele malen hoger ligt. Dus als je zo iemand in een dure auto ziet rijden, dan is de kans groot dat hij deze niet heeft gekregen door hard te werken, maar bijvoorbeeld door drugs te verkopen. Mijn zoon begreep het nog niet helemaal. We fietsten inmiddels door Amsterdam Zuid, richting onze pied-à-terre en zagen we twee jongens van vermoedelijk net 18 jaar langsrijden in een dikke, glimmende Range Rover met semi-geblindeerde ramen. Mijn zoon keek ze na. Moest je niet iedereen die een dure auto heeft aanhouden, vroeg hij. Ik vroeg hem waarom. Nou, zei hij, zien we een witte man in een dure auto dan heeft hij die hoogstwaarschijnlijk te danken aan zijn voorkeurspositie op de sociale ladder. Wellicht heeft hij onrechtmatig veel geld verdiend ten koste van de welvaart van anderen. Misschien zit hij in de marketing! Of is hij verzekeringsadviseur. Of werkt hij zelfs bij een bank. Ik vond het een beetje een gechargeerde manier van denken, op het marxistische af, maar omdat hij pas zes jaar is, nog veel te leren heeft en meer heeft aan positieve feedback, hield ik dat voor me en complimenteerde ik hem met zijn poging tot logisch redeneren.
: )