Muziekdoos

Parijs. Rue pas de la Mule nr. 6, op de hoek met de Place des Vosges. ‘Instruments Musicaux Anciens – André Bissonnet’, staat er op de gevel. Hoewel muziekwinkel een te alledaagse naam is voor dit ornament aan een van de mooiste pleinen van Europa. ‘Boîte a musique’, wordt zijn winkeltje genoemd door kenners en liefhebbers uit de hele wereld.

Dat is geen letter overdreven. Deze ‘muziekdoos’ is piepklein en staat vol met alle mogelijke instrumenten. Een woud van violen buigt sierlijk vanaf het plafond en wordt toegeroepen door de wijde beker van een conventie-hoorn. Staande tussen een paar honderd jaar muziekgeschiedenis, ben je doodsbenauwd dat je een originele chalemeau van een tafeltje te stoot, om vervolgens een Renaissance-gitaar met je voet te verpletteren.

Ik liep er jaren geleden toevallig langs, druk de toerist uithangend. In mijn ooghoek ving ik een glimp op van een echte ophicleïde. Dat is een typisch 19e-eeuws instrument, voorloper van de tuba. Het lijkt nog het meest op een koperen fagot, met het mondstuk van een trombone. Het geluid is niet om aan te horen, ik luister liever naar een het gereutel van een koffiezetapparaat. Al schreef zelfs de componist Berlioz er muziek voor. Bij gebrek aan beter, maar toch. Ik vroeg me altijd al af hoe het mormel zou spelen. Als fanatiek koperblazer een blinde vlek die ik altijd nog eens wilde inkleuren.

Ik stapte zowel naar binnen als tegen een draailier. Mr. Bissonet trakteerde me niettemin op een beminnelijke glimlach. Terwijl ik de draailier redde van de ondergang, knikte ik naar de ophicleïde. Ik zei dat ik nooit geld zou hebben om zo’n ding te kopen, maar dat ik er dolgraag eens op wilde spelen. De vormelijkheid die Parisiens zo vaak teistert was de man vreemd. ‘Pak ‘m gerust van de haak, monsieur’, zei hij. Dat deed ik, en toen ik me omdraaide met het gevaarte in mijn handen, was hij weg.

Voor ik verbouwereerd kon kijken, maar lang nadat ik de benen had kunnen nemen met het stuk antiek, verscheen hij met een grepen-tabel. ‘Zo gaat het misschien gemakkelijker, monsieur’, sprak hij met een knipoog.
Het was het eerste moment van een speciale vriendschap tussen mr. Bissonet en mij. Ik kom gemiddeld eens per jaar in Parijs, maar telkens ga ik er even langs. Familie, vrienden, studenten en zelfs voorbijgangers, iedereen hoort mij op het gevaarte toeteren. Altijd met een stralende mr. Bissonet op de achtergrond. Hij is oprecht blij als zijn kindjes de aandacht krijgen die ze verdienen. Over mijn vorderingen kan ik kort zijn: die zijn onbestaande. De ophicleïde van mr. Bissonet is een oude dame, wier nukken en grillen ik niet onder de knie krijg.

Op een keer stapte ik binnen, terwijl hij net een stokoude sax restaureerde in zijn atelier. ‘Ah, monsieur, is er weer een jaar voorbij? De tijd vliegt, net wat u zegt. Hier, houdt u deze klep even vast, ik kom een hand tekort met solderen’. Zo ging dat, bij Bissonnet. Ik stootte mijn hoofd tegen een knoepert van een sousafoon die boven de werkbank bungelde. Met mijn ene vrije hand over mijn hoofd wrijvend zei ik: “een Conn 20k short action ‘Lady Face’, waarschijnlijk uit 1937”. Elke sterveling wil wel eens de kenner uithangen. Een ijdelheid die onmiddellijk afgestraft werd, want mr. Bissonet wilde mij de mastodont meteen verkopen. Een commerçant was hij wel. Dat ik over een uur de trein naar Brussel moest hebben, vond Bissonet eerder een voordeel. ‘Al spelend kunt u uw reis terugverdienen’, meldde hij plechtig en goed op de hoogte van het moeras aan rekeningen waarin muzikanten zich doorgaans bevinden.

Ik sta voor het hoekpand en heb al tien keer gekeken of het nummer juist is. Op nummer 6 zit nu een traiteur in streekproducten. Ik liep het hele plein al rond om te zien of Bissonnet misschien verhuisde. Maar die actie is al even bespottelijk als de gedachte dat hij werkelijk zijn bazar zou verplaatsen. Het ergste vrezend, vraag ik het na in het cafétje ernaast, waar ik ooit met Bissonnet een glas wijn gedronken heb.
Hij blijkt inderdaad overleden. Meer dan een jaar geleden al, niet eens zo gek lang nadat ik er de laatste keer was. De instrumenten zijn verkocht. Een deel ging naar zijn zoon die speeldozen maakt, ergens in de Provence. Een aantal seconden lang overweeg ik de jonge Bissonnet zo vlug als ik kan te bezoeken. Maar ik besluit het te laten.

Sommige herinneringen zijn te mooi voor een vervolg.

Hugo Luijten
Werd geboren, vermoedelijk dan. Of gevonden, men is er mee bezig. Woont volgens aanwijzingen van zij die het kunnen weten in Antwerpen. Veel columns gaan dan ook over het leven in de Scheldestad. Veel ook niet trouwens. Sterker, de meeste columns kennen een ander onderwerp. De vergelijking Nederland-België bijvoorbeeld. Of de stand van zaken in de duistere kroegen die hij frequenteert. Of over zijn zoontje, waarover onlangs het boek 'Baby C' verscheen. Voorts zijn al zijn megalomane projecten te bewonderen op zijn website www.hugoluijten.be

5 Reacties

  1. Ik vreesde het al toen ik halverwege het verhaal was: die monsieur gaat ooit dood. En wat gebeurt er dan met het winkeltje? MOET DAN WERKELIJK ALLES KAPOT???

    Maar een mooi stukje is het.

Laat een antwoord achter aan Molovich Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *