Met enige verbazing bekeek mijne kleine van vijf-en-een-half de kat, die in de kattenbak verdween.
‘Wat gaat Vlekkie daar doen?’, vroeg hij.
‘Dat is de WC voor poezen’, antwoordde ik op pedagogisch verantwoorde toon. Zijn gezicht veranderde in een vraagteken.
‘Doet hij daar pipi?’
‘Ja, hij doet daar pipi.’ Soms valt opvoeden mee, en hoef je alleen maar iets te bevestigen. Hij keek nog eens naar het geval, maar het vraagteken verdween niet.
In een flits zag ik mijn grootvader voor me, die ik als kind gadesloeg toen hij op de WC stond. Met één arm gestrekt leunde hij tegen de muur en de hand bij zijn gulp hield hij gedraaid. Zoals echte kerels dat toen nog deden.
Ik zag de kat voor me, die in de kattenbak rechtop stond en met één poot tegen de wand leunde. En een flinke zwiep aan de trekker van de stortbak gaf, want zo zag het toilet er bij mijn grootvader ook uit. Je moest er echt aan gaan hangen, anders gebeurde er niks.
‘Maar hoe moet hij dan doorspoelen?’, vroeg mijn kleine. Hij leek mijn gedachten te kunnen raden.
‘Poesjes spoelen niet door, ze krabben met zand. Kijk maar eens,’ moedigde ik hem aan.
Maar hij trok een vies gezicht en liep met een grote boog om de kattenbak heen om tv te gaan kijken. Even vatte de gedachte bij mij post om op de WC met de deur open te gaan pissen, op dezelfde manier als mijn grootvader.
Maar herinneringen laten zich niet reconstrueren, gesteld dat ik hem al kan meetronen naar die toch wat vreemde voorstelling. Misschien moet ik het buiten doen, en er dan wat zand over krabben.
Al weet ik niet welk doel dat dan weer zou moeten dienen.
Eens zelf op de kattenbak poepen. Kijken wat kind zegt. En poes.
Ik heb het geprobeerd, maar ik geraakte er niet meer uit..