A-he

Jonhoi Chang liep vermoeid de straat op. Mensen schoten aan hem voorbij in het koude neonlicht. Hij bleef dicht tegen de gevel van de huizen aan lopen, zodat hij niet mee hoefde in het tempo van de stroom voetgangers die over het midden van het troitoir liep. De All Night Taipeh Noodles was druk en stak door de overmatig grote hoeveelheid neonreclame extra af in de verzameling felle lichten. Het was half acht ’s avonds en hij was in Taipeh, dus Jonhoi liet zijn gedachten even gaan over de zin of onzin van de naam All Night Taipeh Noodles, maar zoals met zo veel dingen, kon Jonhoi zich echter geen mening vormen over de zin of onzin van de naam van het fastfood restaurant. Jonhoi was een denker, geen doener. En daarbij niet eens een erg doortastende denker.

Wat Jonhoi bezig hield was zijn baan als junior accountant bij de Taiwan ltd. Rederij. Te veel werk, te weinig geld en nooit eens tijd om samen met zijn verloofde Jin iets leuks te gaan doen. Een eigen woning had ook tot voor kort onbereikbaar geleken en beide woonden ze nog bij hun ouders. Maar nu had zich ineens een kans aangediend. Een kans uit duizenden. Een van zijn vrienden ging trouwen en zijn toekomstige vrouw zou bij hem intrekken. Dit betekende dat er plotsklaps een tweekamerappartement zonder bewoner het leven van Jonhoi binnen was gevallen. Dit leverde Jonhoi behalve veel om over na te denken en te rekenen, ook de nodige stress en vermoeidheid op. Het appartement was eigenlijk te duur, maar als ze de ouders van Jin zover konden krijgen om bij te springen, dan zou het misschien net lukken. Maar de ouders van Jin vonden Jonhoi niet zo aardig en waren dan ook niet zo enthousiast over het plan van hun jongste dochter en haar verloofde om te gaan samenwonen en wie weet later ook nog – de voorouders verhoede het – kinderen te krijgen. Een jongen die overmatig zweet en geen opleiding op een universiteit van enige betekenis had, was gewoon weg niet goed genoeg voor hun leeuwerikje.

Jonhoi liep een hoek om en kwam in een rustige straat. Verderop lag het doel van zijn reis; de tempel van de Zilveren Boedhasatva. Hier zou hij wierrook branden ter ere van zijn voorouders en hen, en ook de goden, vragen om wijsheid en kracht. En om een teken. Ook een teken. Een teken dat hem zou vertellen wat hij moest doen.

Hij stapte de schemerige portiek van de tempel in waar hij zijn schoenen uit deed en voor 50 cent wierrook kocht bij het oude vrouwtje dat daar haar handeltje in offerandes had. Zachtjes liep hij op zijn sokken naar de ruimte waar het beeld van de zilveren boedhasatva Chung Ha Jan zich bevond en zakte door zijn knieen op de vloer, ongeveer 2 meter voor het beeld. Met behulp van de brandende kaarsen aan de voet van het beeld stak hij zijn stokjes wierrook aan en hield de rokende stokjes tussen zijn twee gevouwen handen. Hij begon te bidden tot zijn voorvarderen en de goden.

Beste voorouders… ehm… nee… geëerde voorouders… nee nee… nee… zeer geëerde voorouders… ja… en wijze boedhasatva van mijn voorouders… aanvaard dit wierrookoffer en hoor mij aan… ik bid tot u en uw wijsheid en goedtierendheid en vermogens… geef mij alstublieft wijsheid en… en… eh… kracht en goede invloed bij de ouders van Jin en, en dat zij misschien met wat geld bijspringen en… eh… ik wil niet te veel vragen, maar dan ook misschien wat geld voor meubels… oh beste voorouders en wijze boedhasatva… hoor mij aan, ik bid tot u en vraag u nederig om mij te helpen… alstublieft, geeft u mij een teken… een teken zodat ik weet wat ik moet doen en… en… en zeg maar, welke kant ik op moet en zo… dank u…

Jonhoi trok zijn schoenen weer aan en merkte dat zijn benen een beetje stijf waren van het geknield zitten. Hij had gedaan wat hij moest doen, wat zijn voorvaderen al generaties lang voor hem hadden gedaan en die voor hen ook. Het was goed zo. Nu lag het in de handen van zijn voorvaderen en de goden.

Grote Wan, de reeds lang overleden betovergrootvader van Jonhoi, knorde ontstemt. Wat dacht die rare telg van ‘m wel niet? Hem een beetje storen met dit soort kleinigheden? Geld? Kon het nog banaler? Een voorteken? Hulp? Het was tegenwoordig toch bij de goden af – en als die zich er in hemelsnaam maar niet mee gingen bemoeien – met de jeugd! Je schaamde je bijna voor zoveel slapheid en zwakte! Wat moest hij hier nou mee? Gewoon maar weer zijn zin geven die worm? Dat leek hem niet….maar wat dan?

Grote Wan keek wat er zo al gaande was in de wereld van de mensen op de plek waar Jonhoi was en meteen zag hij iets wat hem boosaardig deed grinniken… hij vroeg om een teken… haha… nou ik heb er één voor ‘m… haha… eens kijken wat hij hier van maakt. Hij hief zijn beide handen, schikte het lot en krabde eens aan zijn rechter voet, want die jeukte… en het was gedaan.

Voor hij de reis naar huis zou aanvaarden, moest Jonhoi eerst nog ergens wat te eten op scharrelen zodat de anderhalf uur durende rit in de metro en trein nog een beetje uit te houden viel. Verderop, net voorbij de hoek van de volgende zijstraat, zat een tentje waar ze gefrituurde garnalen in beslag verkochten. Als hij daar nu een zakje van zou kopen, dan zat hij goed tot hij thuis was en het avondeten zou beginnen.

De vrachtwagen die net de hoek was omgeslagen waar de garnalenfrituur zat, wiebelede even, de laadruimte leek een moment op te zwellen, hield even haar adem in en knalde toen met veel geweld uit elkaar. Een nijlpaard sprong de straat op en galoppeerde tegen 2 geparkeerde auto’s op en deukte die totaal in. De spanning van het verbogen blik van de auto’s leek het dier wel onmiddellijk de andere richting op te katapulteren, want het volgende moment werden de kraampjes van de streetfood-verkopers aan de andere zijde van de straat onder de voet gelopen. Mensen sprongen schreeuwend en huilend opzij. Andere stonden daar maar met een glazige blik in de ogen, niet goed bevattend dat er een nijlpaard door de straat galoppeerde en ondertussen alles op zijn weg platwalste. Een gasfles rolde vlammend over het asfalt, er was een geluid van brekend glas en hout, meer auto’s werden geramd verderop in de straat en een winkelruit sneuvelde na een aanvaring met het harde hoofd van het nijlpaard.

Jonhoi zag het gebeuren. Het nijlpaard draafde vijf meter voor zijn neus over een rij van drie of vier scooters heen en kwam tot stilstand tegen de voorzijde van een vrachtwagen en bleef daar liggen op het asfalt, zachtjes kreunend en snel ademend. Een witte vloeistof liep langzaam uit de ogen van het dier en het leek alsof het huilde. Ergens verderop in de straat was een doffe knal te horen, alsof een reus niesde, van een ontploffende gasfles. En toen was het weer stil.

Jonhoi liep verder en besloot een andere hoek om te slaan. Hij dacht dat het wellicht beter was om te wachten tot een beter appartement zich aandiende en had ook geen trek in garnalen meer. Hij voelde straaltjes zweet van onder zijn armen naar beneden lopen en natte plekken in zijn overhemd maken. Hij vond ineens dat All Night Taipeh Noodles best een goede naam was. Het zei wel iets.

1 reactie

Laat een antwoord achter aan Rigo Reus Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *