Staat het op mijn voorhoofd geschreven? Feit is dat mij constant van alles gebeurt. Een suïcidaal wezen beslist zich voor de trein te werpen? Dan steevast voor de mijne. Elke keer dat ik denk: de gekke tijden zijn over, is het raak.
Ik hou van rust. Dat wil zeggen: ik kan niet tegen lawaai. Naar het strand gaan wij daarom enkel wanneer de mensheid nog niet wakker is. Het weerbericht was stellig: dinsdag zou de mooiste dag van de week worden. Ik verzet een paar werkafspraken en pin vast: dinsdag it is. Bij het krieken van de dag zullen Arnoud Pik en ik in zijn auto springen en naar het strand kachelen.
Maandagavond valt een mailtje op de mat: de interrailkaart van nr.2 zal dinsdag voor het einde van de dag aangetekend met bevestiging van aankomst bezorgd worden. Voor het einde van de dag? Wat mag dat betekenen? Arnoud Pik beslist dat we de levering niet mogen missen, ik vergeet de kritische modus aan te zetten en als ik om halfvijf nog klem thuis zit terwijl heel Nederland deze dag tot de mooiste van de zomer lijkt te hebben getorpedeerd, verklaar ik dat het welletjes is. Na een halfuur de verkeerde, ondoordringbare, site van DHL naar een telefoonnummer te hebben gespeld krijgen wij te horen dat het pakket zich in Leipzig bevindt. We vertrekken richting de Noordzee.
Arnoud Pik: waar zullen we naar toe? Ik, danig uit mijn humeurtje en met grote vreze voor hordes pubers met blèrende ghettoblasters: Kies jij maar. “ALS HET MAAR RUSTIG IS.”
Met etenstijd komen wij aan in Wijk aan Zee. De massa die ik wil ontvluchten loopt ons tegemoet op weg naar hun auto of vakantieverblijf. Het strand is leeg. Drie opgeschoten jongens trappen een balletje. Een vrouw van middelbare leeftijd zit in haar rode bikini naar de zee te kijken. We highfiven. De wind is hard, we gaan zwemmen. Aan mijn onderbenen trekt een reuze octopus. Zwemmen lukt nauwelijks. We blijven in de branding spelen met de golven. Na een kwartiertje schuifelen wij moeizaam terug naar onze baddoeken.
Net uit het water worden wij bijkans overreden door een politieauto met hoge snelheid en sirene. Die stopt een paar honderd meter verderop. Na een vijftal minuten volgt de oranje wagen van de reddingsbrigade. Een ambulance. Nog een politieauto. Nog de reddingsbrigade. Nog een politieauto. Een kolossale brandweerauto. Een niet nader te identificeren technisch voertuig. Allemaal verzamelen ze zich noordwaarts. Daar is iets aan de hand. Politie? Brandweer? Techneuten? Hebben ze soms een bom uit de tweede wereldoorlog gevonden?
Terwijl we ons dit afvragen cirkelt een helikopter boven ons hoofd. Ik kijk naar de vrouw die naast ons zat. Ze heeft een bloemetjesjurk aangetrokken en loopt naar mij toe. “Mijn man… gaan zwemmen… niet terug…” stamelt zij in slecht Nederlands en paniek. Ik wijs naar de talloze officials die het strand inmiddels kleuren: “Dit moet u zeggen tegen de brigade!” “De brigade?” “De reddingsbrigade, die mensen daar.” Zij begrijpt mij niet. Ik schakel automatisch over op Engels, wat ze nog minder verstaat, wat ik gek vind, want je bent dat niet meer gewend, dat men Engels niet verstaat. Ze is ongeveer van mijn leeftijd (50+), en Turkachtig. Heur haar is donker, zou ze het verven? “De reddingsbrigade zal hier wel geen tijd voor hebben, bezig als ze zijn met die bom uit de tweede wereldoorlog.” Terwijl ik dit denk landt de helikopter 10 meter van ons af. Het zand slaat ons met brute kracht. Ik draai mijn rug naar het apparaat toe. Als ik me omdraai zie ik de vrouw lopen naar een jongeman met een dienstjasje aan. Hij brengt haar naar ene groepje agenten. De vrouw gilt.
Een paar honderd meter verderop is een drenkeling aangespoeld. De brandweerauto neemt zijn lichaam mee, dat mogen alleen brandweerauto’s doen, horen wij. En lijkwagens, maar die kunnen het strand niet op. Horen wij ook. De vrouw staat nog steeds tussen de politieagenten als de wagen langzaam richting uitgang rijdt. Ze reageert niet: ze heeft niet gehoord dat enkel brandweerauto’s lichamen mogen vervoeren.
Wat een intens verdrietig verhaal. De eenzaamheid en onbegrepenheid van de arme vrouw.
En ik klik die link aan van ‘van alles gebeurt’ en ik vergeet de tijd met het lezen over die ezel, het lopen met blote voeten door de stad en die andere jaren tachtig verhalen.