Leven en laten leven

[ In de serie “Nederlanders”]

Wethouder en voormalige Yes-Minister-Humphrey Kajsa Ollongren heeft volkomen gelijk: Amsterdammers zijn de eersten om te klagen over toeristen terwijl zij zelf enorm veel overlast geven.

Ik ervaar dit dagelijks op allerlei fronten.

1) Amsterdammers zijn collectief stokdoof. Ze leven onderdompeld in gekmakende herrie.

2) Amsterdammers zitten geplakt aan hun fietszadel en weigeren elke beweging die tot stoppen of godbetert afstappen zou leiden. Ze geven nooit enige richtingaanwijzing, rijden voetgangers omver en schelden ze ook nog uit dat ze niet uitkijken.

3) Amsterdammers houden van hard varen. Housebeat op vol volume, enorme golfslag in hun kielzog. Van de vaarregels hebben ze nimmer gehoord. 7,50 km/u maximaal? Geen muziek aan boord? Regelmatig achter je om kijken? “Niet voor mij bedoeld.”

4) Amsterdammers spoeden naar buiten bij de eerste zonneschijn. Klokslag 18 uur staan ze allemaal buiten te barbecuën. Wijntje of biertje erbij, de verplichte housebeats, een rookontwikkeling met bijbehorende chemische dampen waar menig brandweerkorps popelt om op te oefenen, in alle binnentuinen, op elk vierkante cm openbaar groen, langs de Amstel… Aanschouw de genietyup (dank aan Esther Gasselink) in zijn volle glorie “Het is goed voor mij dus ik heb er recht op.”

5) Voetbal. In smalle straatjes, op grasperkjes waar moeders met hun baby’s liggen, overal waar het kan staan ze te trappen alsof ze elk minuut gescout kunnen worden voor het E.K. Ontwijk je tenauwerdood een niet al te raak geschoten bal: Wat sta jij daar in hun denkbeeldige doel?

6) Een Amsterdammer qui se respecte beschouwt het openbaar als een gigavuilnisbak. Verorbert hij zijn geheide boterham op straat? Het plastic wordt nonchalant gedropt. Een cornetto? De omhulsel volgt à la minuut de wet van de zwaartekracht. Zelf zwerfvuil oprapen dat de overige Amsterdammers veroorzaken? “Daar heeft de gemeente mannetjes voor.”

7) Amsterdammers zijn stoer. Stoere mensen staan niet braaf in de rij. Voordringen is een sport. Het bereiken van een ingang/loket heeft telkens de proporties van een gevecht op leven of dood.

8) ‘Wilt u zitten ik kan staan’, och die fijne stickers op het raam van de tram. Zooo jaren ’80. Idem nr 2: Aan hun stoel geplakt. Al kom je 11 maanden zwanger of met je grijze kop leunend op een stok binnen.

9) Amsterdamse kinderen zijn geweldig. Als geweldige mensen mogen ze alles doen wat ze willen. ‘Nee’ zeggen tegen een Amsterdams kind is barbaars en moet bij wet verboden worden.

10) Nederlanders zijn zenuwloze wezens. 1 t/m 9 heeft geen effect op hun systeem.

Sociale antenna’s: afwezig. Het welzijn van anderen kan ze aan hun reet roesten. “Ikke ikke de rest kan stikke”. Klagen is not done. Al lijd je fysiek onder hun gedrag en is het wetenschappelijk aangetoond dat stress (o.a. door geluid) levensjaren kost, dan nog word je als een crimineel behandeld als je het waagt iets tegen overlastgevende Amsterdammers te uiten. “Leven en laten leven”, het spreekwoordelijke hutje op de hei (waar is dat hutje? Waar? Ik zoek dat al jaren), elk dooddoende cliché wordt uit de kast getrokken. Ik hoorde laatst: “Ach het hoort bij de grote stad, we moeten eraan wennen.” Of zoals hoofdred Merijn Henfling in het Parool poneerde: “Wel de lusten niet de lasten, die vlieger gaat niet op.” Die visie over hoe een stad hoort te zijn is beslist onjuist.

Ik heb in enorme megapolen gewoond. In Tokyo (destijds 10 miljoen inwoners) hoor je ouders tegen hun kleuters zeggen: “Dondon wo shinaide kudasai” (Bonk niet zo, de buren horen je) en worden enkel beganegrond verdiepingen aan ouders van jonge kinderen verhuurd. Rond je huisje is het doodstil, al zit je 5 min van de drukke straten, waar niemand woont. In de Franse Thalys staat pontificaal op de ramen dat je enkel tussen de wagens mag bellen en op die lange treinreizen fluisteren mensen, ja zelfs de kleuters. Nederlanders trekken zich niets aan van het gebod over mobieltjes en tetteren telefonisch of met elkaar zo hard ze kunnen. Nederlandse ouders moedigen hun kinderen juist aan om zoveel mogelijk kabaal te produceren want “het is gezond.” Het bestaat dus dat een maatschappij andere codes hanteert wat betreft overlast. In Nederland ben ik overgevoelig, in Frankrijk en Japan normaal. Misschien zegt dat meer over Nederlanders dan over mij.

Voor degenen die nu gaan roepen dat ik maar moet oprotten naar mijn eigen land (ik spreek uit ervaring, ben jaren huiscolumniste van AT5 geweest, heb alles over mij heen gekregen): ik ben getrouwd met een Nederlander en heb 3 Nederlandse kinderen. Moeten zij dan zelf immigranten worden in een vreemd land?

Voor degenen die in de aanslag staan om mij de oren te wassen met “Je generaliseert” of “Ik ben heus niet zo hoor”: BOCTAE. Of course, all times, everywhere. Maar uitzondering zijn helaas niet de regel. Wat overheerst is de norm. In Amsterdam is het: Ik doe wat ik wil en waag het niet om te klagen.

Voor degenen met: “Je doet je naam eer aan”: GO FUCK YOURSELF.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

2 Reacties

  1. Ik geef je alleszins groot gelijk. Het is zelfs iets typisch Nederlands, vermoed ik. Uit (Nederlands-) Limburg komende -waar volgens ‘westerlingen’ alles nog gemoedelijk is- ergerde ik mij niettemin aan mijn eigen landgenoten. Dat getetter, dat botte, dat lompe. Of het vingertje niet erg genoeg is: het moet ook nog een lawaaiig vingertje zijn..
    Ik trok dan ook de juiste conclusie en deed precies wat ik naar mijn kop geslingerd kreeg: emigreren. Naar België dus. Daar voel ik mij prima op mijn plek, ik was kennelijk in gedachte al een Belg. Dat ik inmiddels vloeiend Antwerps spreek helpt enorm, want Nederlanders worden in het gunstigste geval meewarig bekeken en zelden serieus genomen. Oud-landgenoten: u bent daar alleen voor de centen (sorry voor alle illusies). Wordt er lawaai gemaakt op een terras: het zijn steevast Hollanders. Maken andere volken dan geen kabaal? Amuseren zij zich niet? Kan er bij hen geen volle lach af, geen bevrijdende schater? Jawel, maar op een of andere manier is het minder pregnant, minder aanwezig, minder irritant vooral. Zatte Britten en Ieren zingen, maar slechts als daar een reden voor is (en gezamenlijke dronkenschap is dat zeker). Een kloek drinklied, als één man, een blok geluid in mannenstemmen. Nederlanders blijven echter aan de gang, hun gelal al dan niet gelardeerd met flauwe grappen naar nietsvermoedende omstanders.
    Misschien ligt het aan mij, ik ontwijk op vakantie gele nummerplaten al sinds ik mij kan herinneren. Maar dan ligt het ook aan de Belgen. En de Fransen en Spanjaarden. Aan de halve wereld dus. Dat die denken dat Nederlanders zich niet weten te gedragen.

    1. Dat zou best kunnen kloppen, dat het niet enkel om Amsterdammers gaat. Als Amsterdamse heb ik vooral ervaring met Amsterdammers. Wie de schoen past trekke hem aan zou ik zeggen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *