Alweer zeven jaar geleden begon ik op Panzerfaust de Bijbel Lees Sessies. Het idee: ik lees de Bijbel en doe daar verslag van. Ergens ter hoogte van Exodus ben ik gestopt. Eeuwig zonde, vond ook de Heer der Heerscharen die mij in een droom verzocht de draad weer op te pikken. En wie ben ik om zo’n droom te negeren? Maar voordat ik eerder genoemde draad weer oppik, even alle afleveringen tot nu toe.
Zoals u ongetwijfeld weet schept God in den beginne de wereld en alles wat daarop groeit en rondloopt in de vrij indrukwekkende tijdsspanne van een week. Of sterker nog: hij doet het in zes dagen en neemt de zevende dag vrij. Om het op een zuipen te zetten, vermoed ik. Ik denk trouwens dat we die zes dagen overdrachtelijk moeten zien, dat we met een literaire overdrijving te maken hebben, opdat God wat beter uit de verf komt. Tijd speelt geen rol voor God: of Hij er nu zes dagen over doet, over 80 miljoen jaar, het doet er niet toe. Maar er staat zes dagen in de bijbel, dus dan beschouwen wij het ook als zes dagen. En dat is snel. Waarom Hij zich er zo snel van afmaakt, wordt nergens duidelijk. Of Hij elders in het heelal nog andere werelden heeft geschapen, komen wij ook niet te weten. En of Hij na zijn schepping en rustdag niks meer toevoegt aan de toen pas zeven dagen oude aarde, daarover blijven wij ook in het ongewisse. Het lijkt er verdacht veel op dat God het na die zes dagen scheppen wel mooi vond en van mening was van een welverdiende eeuwige rust te mogen genieten. Dat was mooi buiten de mens gerekend, maar daar komen we nog uitgebreid op terug.
God blijkt nogal snel tevreden met zichzelf. Na alles wat Hij schept, stelt Hij zelfgenoegzaam vast ‘dat het goed was.’ Hij schiep het licht en zag dat het goed was, Hij scheidde de aarde en de zeeën en zag dat het goed was, Hij schiep de gewassen en zag dat het goed was, Hij schiep de sterren en zag dat het goed was, Hij schiep allerlei soorten kruipende, vliegende en zwemmende wezens en zag dat het goed was, Hij schiep de mens en keek vervolgens nog eens goed naar alles wat Hij geschapen had en Hij zag, nu ja, u voelt hem wel aankomen…
Dat de mens als laatste wordt geschapen heeft iets onheilspellend. In de officiële lezing heet het dat wij, de mens, de schepping vervolmaken, dat wij de kroon op Zijn werk zijn, maar persoonlijk heb ik toch sterk het vermoeden dat God met de dag wat slordiger te werk is gegaan. Iedereen met een vijfdaagse werkweek kent het vrijdagmiddaggevoel. Het weekend staat voor de deur en wat simpele dingetjes kun je nog wel aan, maar die hele moeilijke en gecompliceerde vraagstukken kunnen wel tot maandag wachten. Ik denk dat dit met God ook het geval was. De week begint voortvarend met de schepping van het licht, daarna scheidt Hij de hemel en het water, maar als Hij op de vijfde dag de kruipende, zwemmende en vliegende wezens heeft geschapen, zit Hij er volgens mij zo’n beetje doorheen. De mens, die het hoogtepunt van de schepping had moeten worden, is eigenlijk enigszins mislukt bij gebrek aan concentratie.
God gebruikt overigens ook een andere scheppingstechniek om de mens te maken. Het licht, de hemel en de wateren, de aarde en de gewassen, de sterren en de levende wezens, dat schept God allemaal eenvoudigweg door het te benoemen. “En God zeide: Er zij licht; en er was licht.” (Gen. 1 : 3) God noemt het bij name en het is er. Het is de kracht van het woord. Het lijkt er echter sterk op dat de mens, als enige van Zijn scheppingen, niet uit het woord ontstaat, maar wordt ‘geformeerd uit het stof van de aardbodem’ en door God zelve levensadem in zijn neus krijgt geblazen. “Alzo werd de mens tot een levend wezen.” (Gen. 2:7) Hij wilde met iets bijzonders afsluiten, dat moge duidelijk zijn, maar wij weten dat hier de ellende begint.
En het is omdat wij weten hoe het verder gaat met de mensheid dat wij vermoeden dat God te moe was op de zesde dag om Zijn karwei naar behoren af te maken. Op het moment dat Hij de mens heeft geschapen, is Hij nog uitermate tevreden. Je ziet voor je hoe Hij met z’n armen over elkaar zijn schepping overziet en bij zichzelf mompelt: “Dat heb je niet onaardig gedaan, jongen, dat heb je helegaar niet onaardig gedaan.” Maar al snel zal God begrijpen wat een fout Hij heeft gemaakt