Mijn zoon wil scheenbeschermers. Het is het enige dat nog ontbreekt aan zijn voetbal-outfit, waar hij momenteel in woont. Zijn wil om elke dag zijn voetbalkloffie te dragen is nu eenmaal vele malen sterker dan onze wil hem dat te beletten.
Aanvankelijk dacht ik zijn scheenbeschermerswens eenvoudig te kunnen pareren door te beweren dat er geen scheenbeschermers bestaan voor kinderen van vier jaar, maar zo eenvoudig liet hij zich niet afschepen. Hij stond erop dat ik op internet ging kijken. Ze bleken te bestaan. Sindsdien vraagt hij om de haverklap wanneer we scheenbeschermers gaan kopen.
Ik had ‘m erop gewezen dat je scheenbeschermers altijd onder je voetbalkousen draagt (ik mag ze geen voetbalsokken noemen). En dat je ze dus nooit zag. Dat bracht ‘m wel even uit zijn evenwicht. Maar een paar dagen later wist hij me te melden dat de voetballers op zijn club (Be Quick) hun scheenbeschermers over hun sokken heen dragen. Ik waagde dat te betwijfelen, maar hij was bijzonder stellig.
Onlangs zat ik in de tuin te werken, terwijl hij bij zijn buurmeisje was. Ze waren op de trampoline aan het springen. Het buurmeisje zei tegen mijn zoon: “Kijk, je vader is op de computer bezig.”
“O”, zei mijn zoon, “hij is waarschijnlijk aan het kijken waar je scheenbeschermers kan kopen.”
“Nee hoor”, zei ik, “dat ben ik niet. Ik ben aan het werk.”
Dat soort hoop moet je steeds zo snel mogelijk de kop indrukken.
Deja vu?