Mijn zoon is sinds enige tijd geobsedeerd door voetbal. Hij begrijpt er nog weinig van, maar dat houdt ‘m niet tegen er volkomen door bezeten te zijn. Hij is vier. Het enige wat hij van het spelletje snapt is dat je tegen een bal aan moet trappen en de bal in een doel moet zien te jagen.
Hij noemt een doel overigens een doelpunt. Je moet de bal in een doelpunt zien te krijgen dus. Hij weet ook dat de keeper de bal met z’n handen mag aanraken. Een vliegende keep (of vliegkeep, zoals hij het noemt) mag dat dan weer niet. Hij weet ook dat je een gele kaart kan krijgen. En een rode. Dat je slidings kan maken (is ie overigens vrij goed in, hij is zelfs nooit te beroerd om volle slidings op onze houten vloer te maken). Hij weet dat er een coach is. En een scheids. Hij weet dat er verschillende clubs zijn. Maar wat dat precies inhoudt, is hem nog volstrekt onduidelijk. Zo denkt hij dat zijn oom, die Ajacied is, zo nu en dan met Ajax meespeelt.
De voetballiefde is aangewakkerd door de zevenjarige broer van een klasgenootje. De ouders van dat klasgenootje probeerden hun jongste zoon al eerder warm te maken voor de voetballerij, maar die had daar geen zin in. Dus probeerden ze het via mijn zoon te spelen. En dat lukte. Nu zitten ze allebei op voetbal. Waarbij moet gezegd dat de interesse van mijn zoon vele malen groter is dan die van zijn klasgenootje.
Meer nog dan door het spelletje is mijn zoon geobsedeerd door de juiste kleding. Daar begint het toch mee. Sinds zijn eerste les, een week of drie geleden, zeurt hij ons de oren van het hoofd over voetbalschoenen. Afgelopen woensdag hoorde hij voor het eerst over het bestaan van scheenbeschermers, wil ie nu ook.
Tijdens het vorige EK heeft hij van zijn opa een Nederlands Elftal-T-shirt gekregen met zijn naam achterop. Dat T-shirt zit ‘m nu pas als gegoten, dus dat komt goed uit. Het liefst zou hij het nooit meer uit doen. Omdat het koud is draagt hij er momenteel een trui onder. Blauw-wit gestreept, net als de kloffies van PEC Zwolle. Hij voetbalt bij B Quick (u zou het ‘m moeten horen uitspreken: “Biiieeee Kwik”), waarvan de velden in de slagschaduw van het PEC-stadion liggen. Onder dat T-shirt met die trui draagt hij een korte broek. Omdat hij wil dat mensen zijn korte broek goed zien, steekt hij shirt met trui en al in zijn korte broek, op zo’n wijze dat de korte broek tot boven zijn navel komt. Nu is het buiten koud: hij moet van ons onder zijn korte broek een zwarte maillot dragen. Liever doet hij twee van mijn sokken aan. Die ik dan weer moet omslaan, zodat ze tot net onder zijn knieën komen. Hij ziet er niet uit, maar zelf vindt hij het uitermate cool. En eigenlijk is het dat ook wel.
Momenteel probeert hij zijn buurtvriendjes te mobiliseren ook op voetbal te gaan. Het vraagstuk van de juiste outfit helpt hem daarbij. Doe iemand het juiste uniform aan en hij is al voor de helft om. Vanmiddag liep er ineens een buurjongetje in z’n onderbroek door ons huis. Hij had twee van mijn (gebruikte) sokken aan.