Dat valt niet mee, afscheid nemen na 43 jaar. Ze is nog niet dood hoor, maar dat gaat nu echt niet lang meer duren. Ze is 99. Ze heeft ons twee keer eerder gefopt met een flinke longontsteking, maar toen was ze nog piep, 92 en 94. Na een paar weken ziekenhuis ging ze gewoon weer terug naar huis. Tot dit voorjaar zorgde ze nog voor zichzelf, samen met de dames van de thuiszorg. Ze woonde nog in het huis waar ze haar kinderen heeft grootgebracht en waar alle kleinkinderen hebben gelogeerd. Ze zorgde voor ons. Ze was niet alleen zo’n oma die vastgeplakt op de bank zat en af en toe een koekje je kant opgooide, zij bood een nest.
Ze had altijd graag willen studeren. Dat mocht niet. Haar zussen hadden dat al gedaan, maar zij moest de fabriek in. Daar was ze harder nodig. Haar zussen hadden geen zin in de studie, mijn oma had niets liever gewild. Dat vertelde ze ons regelmatig. Man, wat heeft dat haar altijd dwars gezeten. Op haar 70e is ze nog aan een cursus Engels begonnen. Dat mag ik wel. Ik heb het in de oren geknoopt, over dat spijt krijgen van nooit studeren. Dan begin je op je 25e toch nog met een studie Nederlands. Van die dingen.
Ze kocht in 1965 samen met opa een Opel. Daar reed ze de rest van haar leven in. Op het laatst hooguit in de derde versnelling, dat was hard genoeg. Het ding was nog volstrekt origineel. Na iedere toertocht werd ie gewassen en in de was gezet. Ik weet nog hoe die auto rook, hoe het voelde om op de achterbank te zitten. Er zaten ribbels in de bekleding. Christoffel zat vast op het dashboardkastje. Hij heeft zijn best gedaan.
Ze maakte ragout waar Holtkamp wat van kan leren. Je kreeg een ‘groentje’ in je wang als je verkouden was en een kruik in bed tegen de koude voeten. Haar hele slaapkamer was groen. Dat was een uitdaging tijdens ‘ik zie, ik zie’ als je ’s ochtends om 9 uur bij haar in bed mocht kruipen. Tot die tijd lag een stapel Donald Ducks op je te wachten om de tijd te doden. Allemaal ingebonden, nog van mijn moeder en haar broers en zussen geweest. Haar huis rook naar sterappels van de boom in de achtertuin, daar maakte ze zelf appelmoes van. Met stukjes. Dat at ik niet. Maar het rook heerlijk. In de tuin stond een enorm anker in het zand en we speelden met de pollepels van emaille. Sunkist als je dorst had en melkmik met hagelslag tegen de honger. Het huis staat nu te koop.
Toen ze in het voorjaar naar het tehuis moest, was ze daar in het begin niet echt over te spreken. Flauwekul natuurlijk, ze kon best nog voor zichzelf zorgen. Dat ze steeds meer begon te dementeren negeerde ze daarbij maar even. In haar hoofd werd ze steeds jonger. Ze zocht haar moeder, had geen weet meer van haar gestorven kinderen. Toen ze mij een paar maanden geleden niet meer direct herkende, heb ik zitten janken. Ik kon daar niet bij, dat ze het na 43 niet meer wist. Terwijl het voor haar toch echt het ergste was.
De laatste maanden bracht ik haar af en toe slagroomtruffels. Daar is ze nogal dol op. Veel praten deden we niet meer. Ik kan niet babbelen, zij ook niet, dus zaten we meestal maar bij elkaar. Dat was ook goed. Mijn moeder belde zondagavond. Het ging hard achteruit. Ze werd bediend, kwam niet meer uit bed. Maandagmorgen zat ik weer naast haar. Ze keek me af en toe aan. Ze weet nog steeds niet wie ik ben, maar ik blijf hoop houden. Ik weet ook niet waarom ik het zo belangrijk vind dat ze me nog herkent, nog weet wie mijn kinderen zijn. Ze kneep af en toe in mijn hand en noemde me ‘medje’. Ik mocht haar een kus geven.
Ik vertelde het aan de slopers. Zij hebben wat met mijn oma. ‘De Dubbele’ noemen ze haar. Dubbele oma, die had ik ook ooit een. Tranendal natuurlijk. Ze willen nog naar haar toe, maar dat mag van mij niet meer. Ze herinneren haar nu zoals ze bijna een eeuw is geweest. De laatste dagen hoeven zij zich niet te herinneren. Oma eet en drinkt bijna niet meer nu. Ze ligt als een vis op het droge naar adem te happen. Dat ga ik ze besparen. Laatste berichten komen nu via de mail binnen. Alle ooms, tantes, neven en nichten zijn aangesloten. Als ze het redt, ga ik morgen nog een keer. Ik kan het niet, afscheid nemen.
Ik wil straks geen dooddoeners horen over dat 99 een prachtige leeftijd was, dat er mensen heel veel jonger sterven en dat dat pas echt heel erg is. Ik snap dat heus wel. Maar het verdriet en missen wordt daar niet minder door. Troost biedt het ook niet. Ik ga maar eens kaarsen branden. Dat deed ze voor ons allemaal als er wat aan de hand was. Ik houd mijn hart vast bij ieder telefoontje. Wat zal ik haar missen.
Zelf heeft ze niet gestudeerd maar wel een kleinkind gestimuleerd om alsnog te gaan studeren. En dan kan dat kleinkind haar (leven) ook nog zo mooi beschrijven. Wat bijzonder!