Uilander,
Antwoorden we niet meer op brieven? Mijn laatste epistel dateert van vele etmalen terug. Inmiddels heb ik grijze haren van het hopen op jouw wederkering. Wat zeg ik nu?
Ik bedoel natuurlijk: je brieven, dat zijn de suikerklontjes in de bittere koffie van het leven. De aai over mijn borstelige bolletje. Het sap van het vlees, de bas van de drum, het schuim van de cola. Jaren vlogen als intercity’s aan mijn voorbij en ik besefte zelden hoe gezegend ik was, elke keer die vol gekalkte stukken papier in mijn bus te mogen ontvangen.
Morgen is Pasen voorbij. Dat baart me zorgen. De lente is in aantocht en je weet wat dit betekent op dit onchristelijke uur. Ja ja, hou je maar niet van de domme. Je weet wat dat is, zat aan gedachten.
Je brieven heb ik stuk voor stuk ingelijst. Aangezien ik geen huis heb hangen ze niet aan de muur. Ik heb ze verpakt in een oude bananendoos die ik in mijn winkelwagentje heb gelegd. Zo heers ik over de straten, zwalkend als een malloot in het vriesvak, worst in de aanbieding. Af en toe gooit het grootkapitaal een stuiver in mijn petje, dat vol gaten zit. Ik blijf arm, maar voel me rijk wanneer ik jouw brieven lees.
Jongen jongen, wat kan jij schrijven!
Groetjes en dikke doei,
Je favoriete edelman
[Uit Minotaurus: Stunde 12]