Erger dan het idee dat hij er ooit niet meer zal zijn, vindt mijn zoontje het idee dat hij er ooit niet was. Dat hij er ooit niet meer zal zijn, komt eenvoudigweg niet in hem op. Dat hij er ooit niet was wel, want dat ziet hij op foto’s van ons. “Waar was ik toen?”, vraagt hij dan. De toon waarop hij deze vraag stelt, is licht panikerend. Alsof hij een bang vermoeden heeft. Hij wil het nog niet horen. Ik zeg altijd dat hij in de buik van zijn moeder zat.
Een kind van drie is volmaakt egocentrisch. Dat de wereld zonder hem kan bestaan, is ondenkbaar. Het is zo basaal als wat. Er valt zo nu en dan iets weg uit zijn wereld, maar hij niet. Als hij weg zou vallen, zou er niets meer zijn, en dat kan niet.
Onlangs overleed zijn overgrootmoeder. De laatste van die generatie. Hij heeft haar twee keer gezien, beide keren kan hij zich niet herinneren. Hij weet dat ze dood is. Kapot noemt hij het. “Als je kapot bent, dan doe je het niet meer”, zei hij ooit. Onlangs zij hij tegen mijn vrouw dat hij niet wil dat wij kapot gaan.
[Dit stukkie verscheen op Sargasso]
Denkertje in de dop, die kleine man van je..ik moet bekennen dat ik ook nog steeds zo denk, hoe kan het dat alles straks maar gewoon doorgaat zonder mij..Egocentrisch zeker, basaal ook dat..!
Het is natuurlijk ook gewoon waar. Zonder jou bestaat de wereld niet meer.
Popper zou zeggen: Solipsisme is innerlijk wel consistent en logisch, maar niet falsifieerbaar, niet te weerleggen of te bewijzen.