Arthur IJzerdraat

Oh Lord won’t you buy me
a Mercedes Benz;
My friends all drive Porsches,
I must make amends.
Janis Joplin

Behalve de man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan Arthur IJzerdraat. Het grootste gedeelte van zijn leven woonde hij daadwerkelijk op een steenworp afstand van bovengenoemde plek, op het laatst op een schuitje genaamd de Geen Gebrek. Daarvoor op de Henri Polaklaan. Geboren was hij ook in de Oostelijke Eilanden, maar zijn moeder Tinie reisde toen hij nog een kleuter was zijn vader Walter achterna, die, geheel in de lijn van het genetisch erfgoed der IJzerdraten, goud was gaan zoeken in de onherbergzame contreien van Canada. Walter was op zijn beurt de zoon van Bernard IJzerdraat, oprichter en leider van de Geuzen _ eerste verzetsgroep van Nederland in de Tweede Wereldoorlog _ die in 1941 in de Scheveningse duinen werd gefusilleerd.

In Canada werd Tinie door Walter veilig in een houten huisje gestopt, in het midden van een oeverloos veld van blanke sneeuw met een modderig pad erdoor. Een godverlaten plek. Walter vertrok naar de verre goudaderen en bleef soms maanden weg. Alleen in het houthakkershuisje hielden Arthur en zijn moeder het een paar jaren vol tot ze hals over kop terug naar Nederland vlogen. De vrienden bij wie ze aanbelandden konden bij het aanzien van Tinie snel vaststellen: zij was niet meer dezelfde, en zou het nooit meer worden. Zo komt het dat Arthur opgevoed is door een schizofrene moeder. Haar verklaring was dat zij ongewild “chips” had binnengekregen door patat te eten, waardoor ze stemmen hoorde. Eigenzinnige verschijning, ze schoof ’s nachts op haar grote step door de stad. Aan de voetgangers die haar aanstaarden riep zij in het voorbij snellen: “Pas op ik ben een Hell’s Angels”.

Arthur ging naar de Parelschool. Dan een hele tijd niets en dan ontmoet ik hem in levende lijve. Op de boot van Kees Hoekert, waar ik als Paastoerist te gast was, ergens in de vroege jaren tachtig. Ik wist wie hij was. In de kringen rondom Kees bezat iedereen wel een stapel tekeningen van Arthur, en ook enveloppen, prachtig door hem versierd. Arthur kon weergaloos tekenen. Hij tekende de boot van Kees, en in het bijzonder de reusachtige indianenkop op de voorplecht. Verder nucleaire ontploffingen, met bijbehorende paddestoelenwolk, wietbladjes, allerlei technische uitvindinkjes die hij zelf maakte, en vlotten van Jasper Grootveld. Veel vlotten van Jasper Grootveld. Vlotten in alle vormen en maten. Drijvende vlotten, vliegende vlotten, vlotten al gemaakt en vlotten in aanbouw. Dat allemaal pende hij met een elegante precisie neer, onvermoeibare getuige van de bohemien microcosmos om hem heen.

Arthur was een zwijgzame figuur. “Een Paaseilander kop” placht Kees te schertsen. U heeft hem vast wel op straat met grote snelle passen zien lopen richting de Albert Heijn: een rijzige gestalte met een eeuwenoude donkergrijze regenjas aan, een legerbroek en eeuwige rubberen laarzen. Hij droeg nooit sokken _waarom zou je?_ maar stak zijn voeten in boterhamzakjes, waar hij verzot op was, omdat ze zo goed van pas kwamen voor van alles en nog wat.

Tot kort voor zijn dood was hij geheelonthouder. Elke dag kwam hij op de boot van Barend bij Vlotwezen, en later op de boot van Kees, om thee te zetten. Dat ging met het nodige ceremonieel, elke dag op precies dezelfde manier: eerst langs de supermarkt om een pak volle melk te kopen en als de voorraad op was een groene doos “Engelse Melange” van Pickwick. Eenmaal aan boord ging de ketel op de kachel. Hoelang het water moest koken, hoeveel minuten de theezakjes mochten trekken: alles was aan stikte regels verbonden. Ondertussen schudde hij de pak melk een paar keer van kop tot teen: het vetgehalte moest in de hele liter op hetzelfde ratio zitten. Je kwam nooit thee te kort: Arthur hield elk kopje in de gaten, en vulde zo nodig bij. In tijden van grote armoede was dat soms het enige wat ik op een dag binnen kreeg. Wonderbaarlijk hoe een jong mens kan overleven op kopjes Pickwickthee met volle melk en suiker.

Hij wist alles.

Ik spreek in het verleden. Zijn obsessie voor een gezonde levensstijl is hem vroegtijdig fataal geworden. Hij at voornamelijk makreel, die hij soms voor de verandering in het blik bovenop een dekseltje brandende spiritus opwarmde. Hij bezat noch stoel noch tafel noch bed: de enige minimalist die met recht dat predicaat mocht dragen. Hoe weinig hij ook had, hij was genereus en bedolf zijn vrienden met cadeautjes en attenties. Zijn bootje was zo lek als een mandje: “Aan gebreken Geen Gebrek” zei Arie Taal altijd, en dat was ook zo. U kent waarschijnlijk dat aftandse schuitje: het lag tot voor kort in de Nieuwe Vaart nabij de Texaco, naast het verzamelimperium van zijn buurman _waar het steeds meer op begon te lijken, opgeslokt door de besmettelijkheid van uitdijende chaos. Volgens Arthur was elke vorm van verwarming ongezond: hij maakte er een sport van om te overleven in een kuipje halfvol ijskoud water. Met wodka heeft hij het laatste jaar van zijn leven de kou geprobeerd te trotseren, maar die kroop genadeloos steeds meer zijn merg in.

Wie hem probeerde te redden uit de Geen Gebrek kwam van een koude kermis thuis. Want koppig was hij als de neten. Deze manier van leven heeft hem op den duur de das omgedaan. In de ijskoude winter van 2008-2009 is hij onderkoeld geraakt en overleden. Terwijl wij achter zijn kist aan liepen klonk er opeens uit zijn kleine radio het liedje “Mercedes Benz” van Janis Joplin.

Zijn laatste grap.

Wij missen hem nog steeds vreselijk, en met recht: hij was gedurende de laatste 20 jaar waarschijnlijk de markantste figuur uit de Oostelijke Eilanden.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

24 Reacties

    1. Mag ieder doen die daar zin in heeft! Mijn teksten staan online. Ik bemoei me daar verder niet mee. Als ik maar 50% krijg van een eventuele winst. Ghehehe.

  1. Ik speelde al een paar weken met de gedachte om te stoppen met publiceren (ben eigenlijk gestopt), vanwege volkomen gebrek aan belangstelling van het lezerspubliek. Maar als ik dit lees, dan krijg ik weer een beetje zin. Want jullie zijn de lezers van wie ik dit wil horen. You matter to me.

    1. Lees vooral dit boek eens:

      Succes met je boek!
      Maarten Carbo
      HET BOEK – FRAGMENT – BESTELLEN

      Over schrijven bestaan al uitstekende gidsen. Dit boek gaat dan ook niet in de eerste plaats over het schrijven zelf maar vooral over wat er gebeurt voor, tijdens en na het eigenlijke schrijfproces. Hoe bereid je je voor? Hoe maak je van een leuk idee een goed concept? Hoe krijg je een uitgeverij zover om jouw boek te publiceren? Wat is het geheim van een goede titel? Van een sterke flaptekst? Hoe ga je ommet kritiek, met afwijzing, met onderhandelingen? Hoe bereik je je lezers?

      In Succes met je boek! vertelt Maarten Carbo alles wat je moet doen om van je verhaal een goed verhaal te maken, en van een goed verhaal een succesverhaal. Hij beschrijft de valkuilen, verleidingen en misverstanden die je tegen kunt komen, en hoe die te vermijden. In tegenstelling tot traditionele schrijfgidsen gaat dit boek in op de zakelijke en psychologische aspecten van succesvol schrijverschap. Carbo put daarbij uit zijn lange ervaring als boekverkoper, redacteur en uitgever – als, kortom, boekenfluisteraar.

        1. Weet ik, maar een papieren boek zou toch ook leuk kunnen zijn? In eigen beheer met behulp van een on demand uitgeverij? De Boekenbent schijnt wel goed te zijn. Heb ik althans gehoord.

          1. Weet je wat het is, Spencer? Als je een papieren boek uitgeeft verander je opeens in iemand die IETS WIL VERKOPEN. Uitgeverijen sturen je de hort op om je boek te verkopen, echt waar. Je zeult met je waar. Ik zou me net een kruidenier voelen. Niets voor mij. Ik ben juist de hemel te rijk in deze tijd van internet, waarin men mijn teksten zomaar kan lezen! Ik vind dit een enorme verrijking van ons leven.

    2. Hoe meet je de belangstelling? Aan de reakties zou ik het niet doen. Of een stuk goed is, heeft niet zo veel te maken met het aantal reakties.

      1. Ik geloof dat ik vooral afgeknapt ben door de reacties op Sargasso. Kijk, ik ben door mijn jarenlange column op AT5 wel wat gewend; je moest eens de reacties die ik daar in het begin kreeg zien! Maar op een of andere manier dacht ik: dat zijn randdebielen uit de krochten van onderbuik Amsterdam. Op Sargasso verwacht je toch een ander publiek. Een Nurkspubliek, zeg maar. Ontwikkeld, belezen, beschaafd. Ik ben daar stelselmatig zo afgebrand dat de zin om mijn schrijfsels de wereld in te sturen mij verliet. Op het laatst werd ik openlijk als zijnde niet literair (zelfs ook “niet goed”)aangemerkt. Waarop ik me genoodzaakt voelde om het tegendeel te poneren. Lager kun je niet zakken, vind ik. Het voelde als een loodzware deur die dicht knalde.

        1. Ja, die reaktie-draad heb ik gezien/ gelezen. Dus niet iedereen vindt jou goed. Ik weet niet of ik je daarbij kan helpen.
          De zin om iets te publiceren is dat anderen het (willen) lezen, maar smaken verschillen. De professionele reaktie zou zijn om (misschien niet en plein public) inhoudelijke, specifieke kritiek te verlangen van iemand die je vertrouwt en dan zelf te beoordelen of je vindt dat je iets moet veranderen aan je schrijfstijl.

          1. Het ligt toch anders. Als je hele oeuvre publiekelijk wordt afgekraakt op een veel gelezen site en je bent de enige die die aantijgingen moet pareren, dan zijn er blijkbaar geen lezers die het de moeite waard vinden voor je op te komen. Zo moeilijk was het niet om die pijnlijke conclusie te trekken. Het gaat niet om hoe ík schrijf, Bob, ik schrijf hoe ik schrijf. Klaar. Het gaat om de waardering. Als er geen waardering is voor de stukken die ik online zet, dan houdt het publiceren op. Want dat is immers het enige waarvoor ik de moeite neem om dat te doen, stukken online zetten. Ik word er immers niet voor betaald. Geen waardering bij het online publiek? Dan geen stukken online. Ik ben gekke Henkie niet.

  2. Als je zelf een boek uitgeeft bij bijvoorbeeld De Boekenbent hoef je nergens naar toe. Je kunt zelfs één exemplaar laten maken. Eventuele geïnteresseerden kunt u mededelen: Als je een boek van me wil hebben kan je het dáár bestellen.

  3. OZ, ik begrijp waar de schoen wringt, maar vind dat je voor jezelf moet schrijven.
    Omdat je er aardigheid in hebt of het domweg niet kunt laten. Eventuele waardering is natuurlijk mooi meegenomen, maar dat zou niet de belangrijkste drijfveer moeten zijn. En nu ik toch bezig ben: het stukje ‘De oorsprong van de Dwergenpartij’ dat afgelopen Juli op Nurks te lezen was, is niet zoals vermeld door Max geschreven, maar door mij. Het was een soort parodie op een stukje van jou, maar kwaadaardige bedoelingen had ik er niet mee..

    1. Ik had er nooit kwaadaardige bedoelingen achter kunnen zoeken. Heel grappig stuk! Heb het auteurschap trouwens verbeterd.

      Ik heb niet gezegd dat ik zou stoppen met schrijven. Tuurlijk schrijf ik voor mezelf. Maar ook voor de handvol trouwe lezers die ik al 15 jaar heb. Die zouden het nooit toestaan dat ik zou stoppen. Dus voor hen moet er wel iets van publicatie blijven. Ik ben het tijdperk van kopieën langs lezers rondbrengen gepasseerd. Al kijk ik er met nostalgie op terug.

      Maar ik ben begonnen in 1998. Al een aantal jaren (waarvan 3 jaar op AT5) publiceer ik trouw elke week 2 of 3 stukken. Dát is waarvan ik nu zeg: dit brengt mij niets komma niente op. Een handvol lezers die het waarderen, voor de rest alleen gezeur.
      Ik weet heus wel dat een stuk meer gelezen wordt en ook meer gewaardeerd wordt dan wat je ervan leest in de commentaren; het zijn vooral de negatievelingen die commentaar geven, je schrijft niet gauw keer op keer: leuk stuk! Of het moet facebook zijn, daar heerst die spirit wel. Ik zeg alleen: ík heb daar geen trek meer in. Ik word oud, ik heb nota bene een chronische vermoeidheidssyndroom met tinnitus die de tijd die ik heb om dingen te doen meer dan halveert, ik wil genieten van het leven. Ik heb geen zin in die bagger, week in week uit. Dat is het nu een beetje. Niet: ik stop met schrijven. Meer: ik schrijf eens in het jaar een mooi stuk voor de echte liefhebbers.
      Dat is toch wat ik altijd al wou. Vraag het Bob, hij was er bij toen ik begon. Ik heb nooit trek gehad in al die commentaren.

  4. Nou..maar..eh OZ.. nogmaals, dit was een stuk dat me bijzonder boeide..
    Niet alleen het verhaal an sich, maar ook door de soepele beeldende stijl.
    Ik vind je trouwens sterk in het beschrijven van je avonturen in de scene van die jaren
    duss eh.. aan het werk dan maar.

    En ja ik ben met je eens dat er in het algemeen wat uitgebreider gereageerd kan worden
    op stukken. Dat stimuleert, ook als je vooral voor en vanuit jezelf schrijft.

  5. Nou, heel erg bedankt! Dit is weer even fijn als onverwacht. Balsem voor mijn ziel. Wat nu te doen? Ik weet het niet meer. Alleen posten op sites waar ik wel gewaardeerd word lijkt me een voor de hand liggende weg om in te slaan. Ik laat het allemaal bezinken, ok?

  6. Hey Oud Zeikwijf, nou moet je s even goed luisteren. ik kende je (werk) tot voor kort niet (omdat ik een beetje veel inputkanalen heb dichtgestopt), maar nu lees is dus voor het eerst een stuk van je en ik vind het gewoon heel erg mooi. Dus al die mensen die lopen te zeuren en te pushen, gewoon lekker negeren, want er is altijd wel een een of andere azijnpisser die het niet kan laten om zijn/haar onvrede op jou af te reageren. Of mensen zoals ik die je opeens, met de allerbeste bedoelingen allemaal dingen gaan lopen adviseren. Da’s nou eenmaal de keerzijde van de vrijheid die jij hebt om te publiceren wat je wilt, wanneer je wilt.

    Ik ga nu lekker even een makreel opwarmen, want daar ben nu best nieuwsgierig naar, en hoop echt dat je gewoon lekker doorgaat met wat jou energie geeft, en waar je ook nog ’s goed in bent.
    xH

    1. Nou thx a lot! Dat zal ik ook doen. Sterker nog: dat doe ik al!
      NB: Toen ik bovenstaande verzuchting schreef had ik niet “de vrijheid om te publiceren wat ik wilde wanneer ik wilde”, ik schreef elke maandag een column voor AT5, 3 jaar lang, week in week uit. Naast al mijn andere publicaties. Maar dit ter zijde, ik begrijp wat je bedoelt.

  7. Best OZ,
    Bij allerlei media lees (en las) ik graag uw stukjes. Uw observaties uit oa krakerskringen en groter Amsterdam zijn herkenbaar, inspirerend en behartigenswaard.
    Is het niet mogelijk op een site te publiceren zonder dat men erop kan reageren?
    Ik herken uw gevoeligheid voor domme beledigingen. Als men reageert op iets wat ik schreef/publiceer ben ik ambivalent, als ze me complimenteren of complementeren hoor ik dat heel erg graag, maar als ze me durven te bekritiseren haat ik ze soms bijna net zo hartgrondig als de praatmachientjes die een domme mening over mijn kind denken te mogen uiten.

    1. Ik heb dus wel lezers die mijn stukkies waarderen! Geweldig. Thx a lot Troebel! Waar kan ik uw stukkies lezen?

  8. Vroeger wel eens weinig bij voorloper van Sargasso, Geencommentaar. Was daar lichtgeraakt en ben ‘opgestapt’. Werk nu aan verhalenbundel zoals de helft van gealfabetiseerd Nederland. Als ik er niet te verlegen en lui mee ben hoort u er voor september meer over.

Laat een antwoord achter aan Spencer Brandsen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *