Gehandicapte zwervers hebben een vakbondsvergadering gehad, waarop unaniem is besloten dat misvormde lichaamsdelen per direct naakt getoond moeten worden. Anders kan ik niet verklaren waarom ik vanochtend op één lijn, een klompvoet, een Softenon arm en een afgezet been aan me voorbij zie trekken in de metro.
‘S’il vous plaît’ prevelend, lopen de gehandicapte bedelaars met open hand langs de reizigers. De meesten wenden hun hoofd af. Het is blijkbaar te pijnlijk om zo veel armoe en ellende te zien. De uitgestoken hand blijft pijnlijk leeg. Terwijl ik daar zit, bedenk ik dat de vakbondsleden een strategische misser hebben gemaakt met hun keuze voor ontbloting.
De laatste bedelaar verlaat de coupé, en een muziekzwerver kan nog net binnen springen voor de deuren zich weer sluiten. De accordeonist installeert zich in het halletje, zo’n vijf meter bij me vandaan. Net nadat we station Iena verlaten komt de metro plots tot stilstand en begint de accordeonist te spelen. Hij zet de meest treurige ‘My way’ ever in. Maar wel zuiver. Hetgeen niet gebruikelijk is hier.
We staan al zeker twee minuten stil en de man speelt door. Ik zie mensen met hun ogen dicht, voor zich uit starend of in het raam kijkend naar hun eigen spiegelbeeld. Tegenover me zit een mevrouw met een grote zonnebril. Er rolt een traan onder haar bril vandaan. En nog één. Ze zoekt in haar handtas. Met een zonnebril op, in een stilstaande metro met gedempt licht, is het duidelijk moeilijk zoeken. Uiteindelijk lukt het om de zakdoekjes te vinden. Ik zie dat meer mensen haar gadeslaan.
Er hangt een vreemde sfeer in de coupé. Een oude man zucht eens, twee jonge meiden zwijgen en ik hoor iemand zachtjes neuriën. Als de trein weer optrekt denk ik: “Deze zwerver gaat zo meteen een record opbrengst binnen schuiven.” Tot ook hìj een strategische misser maakt.
Terwijl de metropassagiers in gedachten terug reizen in het verleden, naar begrafenissen van geliefden die ook hun eigen weg gingen, bepaalt de muziekzwerver ineens dat het wel genoeg geweest is met Sinatra. Zonder overgang, zonder pauze, nemen de Carpenters het over: “Such a feeling’s coming over me”, zingt Karen in mijn hoofd.
Nee, dat gaat de mensen om mij heen te snel. Ze doen hun ogen open, schrapen hun keel en de vrouw tegenover me veegt een laatste traan weg. De meiden naast me beginnen weer te praten. We zijn allemaal plotsklaps terug in het nu: in de metro, met vertraging en met een irritant hard deuntje van een muziekzwerver in ons oor.
Terwijl we Trocadéro binnenrijden gaat de man met zijn pet rond. Hij vangt bitter weinig.
Strategische missers zijn altijd tragisch. Maar des te tragischer wanneer ze gemaakt worden door mensen die zich eigenlijk geen enkele misser kunnen veroorloven.
Mooi
Ja, maar heeft ze iets gedoneerd?
Nee, ik heb niet gedoneerd. De gehandicapten zijn zonder uitzondering Roma die het geld af moeten staan aan hun ‘bazen’. Zelf zien ze er niks van terug. Te triest voor woorden. Voor de accordeonist had ik mijn dochter een 50 cent muntje in haar hand gegeven. Mijn kinderen willen altijd graag iets doneren namelijk. Tijdens de drukke in-en uitstapstress viel het muntje op de grond. Wij sprongen er uit en ik zal nooit weten of de muziekzwerver ‘m zag. Ook al zo tragisch.
Dit werpt me terug in de tijd van de softenonkindjes. Eentje (uitgegroeid weliswaar) zat altijd op zijn vaste stek op een druk voetgangersgebied in mijn stad, driftig met zijn stomp op zijn gitaar te schaven. Ik kon er niet naar kijken: was de hele tijd bang dat stukjes uitgerapste arm in het rond zouden vliegen en het bot te voorschijn zou komen.