Adriaan van Dis, de moksi meti speciaal van Zomergasten

Zondagavond half acht loop ik bij Leo, mijn favoriete Chinees in Oost, binnen. Daar zat uitgerekend de lezer die mij een week geleden een dringende mail stuurde, waar mijn recensies van Zomergasten dit jaar bleven. Ik moest hem nu wel een antwoord geven:

‘Ben gestopt met kijken. Die Jan Leyers is compleet humorloos. Hij zit daar maar mooi te wezen en zijn vooraf ingestudeerde riedel op te lepelen. Hadden ze maar iemand zoals Nelleke van der Krogt genomen, of zo, die is grappig. Zoals het nu is, kap ik ermee.’

‘Maar vanavond is het Adriaan van Dis. Je MOET kijken.’

Adriaan van Dis. Wat vond ik hém goed als presentator. Ongeëvenaard. De Koning van Zomergasten. Dit prikkelde mijn nieuwsgierigheid dusdanig, dat ik mijn tjauwmin moksi meti speciaal achterover schrokte, mij naar huis spoedde, en net op tijd voor de buis ging liggen (ja, ik lig voor de buis). Met mijn kladblok. Voor Adriaan van Dis, de moksi meti speciaal van Zomergasten.

Adriaan schitterde, ondanks Jan Leyers. Eigenlijk had hij geen interviewer nodig. Hij overrulede hem. En, oh boy, wat was dat goed. Ik slaakte een zucht van opluchting.

Adriaan is dus geen tuttebel. Ja, dat dacht ik. Ik dacht: Adriaan is een tuttebel. Zo’n gemanieerde nicht met een onberispelijke smoel en een overdreven hang naar keurigheid en fatsoen. Fatsoen, daar heeft hij het een paar keer over gehad in de avond, daar had hij blijkbaar een appeltje mee te schillen, of hij heeft mij horen denken dat ik dat dacht, over hem. Je weet het ook nooit, met die morfologische velden en zo. Hij had zich toch die hele uitzending een beetje voor mij uitgesloofd, dat zei hij zelf: hij was benieuwd of we het dit keer saai zouden vinden. Dat was ik, die was gestopt met recenseren omdat het te saai was. De grote Adriaan had telepathisch begrepen dat het zo niet langer kon, en daar ging hij een stokje voor steken, of zijn beste beentje voor zetten, of whatever. Maar goed, fatsoen, dus, was niet iets dat je aan de buitenkant zag, was zijn wijze les aan ons: die weduwe Rost van Tonningen kon daar wel de chique dame uithangen, met haar oorknopjes, haar knotje, haar gekruisde beentjes en haar kakkineuse tongval – hij viel op dit soort vrouwen – van binnen had ze geen greintje fatsoen. Nee, ze was een zwijn. Een zwijn met een fatsoenlijk uiterlijk. Hijzelf mocht er ook zo fatsoenlijk uitzien als de weduwe, we moesten maar niet denken dat hij van binnen een zwijn was, want, afgezien van een fantasiedrift die hij van zijn vader zou hebben geërfd maar nooit in de praktijk had gebracht, had hij het hart op de juiste – linkse – plaats. Dus gaf hij om mismaakte babytjes, om alleenstaande moeders met drie zonen die Nikes willen in Lelystad, om kindhoertjes van de Jappen in Indonesië, arme negertjes in Zuid Afrika, chimpansees die een stuk zeep te vreten kregen en om Francis Bacon.

Adriaan van Dis was geen tuttebel maar een spraakwaterval. Waarvoor dank. Wat heeft hij zich destijds vreselijk moeten inhouden, toen hij interviewde! Hij was zo bedeesd. We leerden veel over hem: dat hij een spraakwaterval was omdat hij als kind eigenlijk ADHD had, al bestond dat toen nog niet, dat hij mishandeld werd door zijn vader en zijn 3 halfbloed zussen, maar nu te oud was (65) om zich daar nog druk over te maken (wat ik een goed idee vind), dat hij zijn vader tartte door te gaan stampen in de gang als hij zich opsloot om te tellen (zijn vader had een oorlogstrauma, hij had vast drenkelingen van het reddingsvlot afgeduwd had Adriaan bedacht, en dat trauma uitte zich in zich zo nu en dan opsluiten om te gaan tellen en zijn zoon dagelijks slaan), dat hij dat verwerkte door het ouderlijk huis schoon te maken, dat hij daar een voorliefde voor schoonmaakmiddelen aan over heeft gehouden (‘Bleekwater ruikt lekkerder dan Chanel’ en ik dacht dat hij ‘Eau de Chanel’ er achteraan voegde, maar het was gewoon Eau de Javel, want een grapjas is Adriaan ook niet, helaas, maar dat vergeven we hém wel), dat hij en Youp van ’t Hek een fantasiegezin hadden, waar iedereen lief, leuk, mooi en rijk was, dat hij dat gezin tot zijn 16de had, wat knap lang is, dat hij 10 jaar in analyse is geweest, wat ook knap lang is, dat hij na 6 jaar dacht: ik ben hiermee klaar, maar dat hij toch maar 4 jaar doorging, wat (sorry, het is niet anders) wederom knap lang is, dat het remigrerende gezin geconfronteerd werd met vooroordelen (‘dubbelebonnenvreters’, ‘Indiëgangers zijn rijk en hebben allemaal in paleizen gewoond, met bediendes’), dat zijn vader een goede minnaar was, dat hij dat fijn vond om te weten, dat hij dat ergens een beetje gek vond dat hij dat fijn vond om te weten, dat hij als kind een panopticum had, wat een verzameling enge dingen is meende ik te begrijpen, want hij hield ervan om te griezelen, dat hij ‘een gemene tong’ had, en ‘hele nare dingen kon zeggen’, dat hij nergens in geloofde, maar dat hij best iets wilde verzinnen om in te geloven, dat hij dus ook best een beetje katholiek zou kunnen worden (beslist níet à La Reve, corrigeerde hij de smart ass opmerking van Jan, maar hoe dan wel werd niet gevraagd) , want hij geloofde in het verzinsel, dat hij geloofde dat mensen iets nodig hebben om te geloven, dat hij van Breytenbach, een kunstzinnige Zuidafrikaanse dude, op de campussen voor de ANC moest spioneren, dat hij daar snel mee ophield omdat hij geen held was, dat hij geen held was, dat hij vroeger helemaal geen linksert was, maar lid van de JOVD en dat hij toen vond dat vrouwen geen broeken mochten dragen, dat hij dat nog steeds vond maar dat niet van de daken moest schreeuwen, wat hij toch deed, en leuk scheen te vinden, dat hij nu een ‘bewuste kiezer’ was, dat hij zich afkeerde van de TV op het moment suprême toen Armstrong (R.I.P.) de eerste stap op de maan zette omdat hij vond dat de VS maar eerst behoorlijk voor hun eigen volk moesten zorgen voor ze aan zulke extravaganties begonnen (wat mij aan die vermaledijde toeristische ruimtereizen deed denken), dat zijn familie gierde van het lachen bij het vertellen van jappenkampverhalen over wat ze toen kookten of elkaar cadeau gaven, dat zijn moeder haar dochter van 14 verborg als de Jappen langs kwamen zodat ze haar niet meenamen als prostituée, dat zij later stiekem een abortus regelde voor een 16 jarige klasgenote van Adriaan, dat hij daar trots op was, dat hij alle nieuwe electronische apparaten bezat en in de klout werkte, met Office 365, dat hij een aan-en-uit-knop had op zijn voorhoofd om negatieve gebeurtenissen om te zetten in positieve gewaarwording, dat hij nooit iets mankeerde, maar nu wel ‘iets vreemds’ had waarvan de artsen nog niet weten wat het is (doorvragen! Doorvragen! Waar precies? Wat zijn de klachten?), in Bergen aan Zee is geboren en getogen, in Parijs heeft gewoond, vandaag naar de Achterhoek verhuist en in Bergen- ‘Waar bergen we die vent op?’ begraven wilt worden.

Dat hij Afrikaans kan wisten we al.

‘Ik ben nog lang niet dood. Ik heb nog boeken in mijn hoofd. In die zin ben ik een optimist. Een wanhopige optimist.’ Aan het einde schudt hij de hand van Jan en geeft hem een knipoog. Zij hebben dat varkentje gewassen. Zij hebben Zomergasten in zijn oude glorie hersteld. Adriaan, je was mijn favoriete Zomergastenpresentator aller tijden, maar als gast was je subliem.

Na de uitzending kwam hij in close up in beeld in een reclame voor de VPRO. Zelden zo’n lelijke kop van hem op TV gezien. De cameraman heeft de nacht ervoor vast en zeker op de grond geslapen.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

8 Reacties

  1. Ik kijk nooit naar Zomergasten omdat het me te lang duurt. Maar dankzij uw samenvattingen hoef ik niets te missen. Mijn dank.

  2. Adriaan wilde net zo worden als zijn vader; die altijd met zijn handen in de zakken voor het raam stond, en werd daarom schrijver.

    Ondanks zijn 65 wijze levensjaren reflecteerde Adriaan, gelijk een ongerepte maagd, niets over zijn postfamiliaire privéleven, -gemeenschappen of -liefdes. Jan probeerde aan het einde iets, maar dat kapte Adriaan resoluut af.

  3. Ja, ik was ook gefascineerd door Adriaan van Dis!Hij had bovendien een hele hoop moeten ‘schrappen’ weglaten in zijn selectie en bleek er tot zijn eigen verbazing toch een thema uit te rollen” oorlog”…hij had nog vele uren meer kunnen vullen…

    1. ello you <3
      inderdaad: mooie fragmenten. De Indonesische hoertjes: hartverscheurend. Hoe die ene bleef volhouden dat de mannen enkel voor de gezelligheid bij haar kwamen liggen. Ze waren maar 10! Wat een gruwel allemaal. De interviewster was steengoed. Ze bleef er voorzichtig omheen draaien, zonder directe vragen te stellen, en toch begreep je alles. Een ware kunst.

Laat een antwoord achter aan Oud Zeikwijf Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *