De geschiedenis van mijn middelmatigheid

De zesjescultuur heeft een slechte naam in Nederland. Helaas. Ik ben zelf de vleesgeworden zesjescultuur. De zesminnetjescultuur zelfs: met zo min mogelijk inspanning een net goed genoeg resultaat behalen. Zo lang als ik mij kan herinneren heb ik overal zo min mogelijk moeite voor willen doen. Maar wel net genoeg moeite om ervoor te zorgen dat ik het niet nog een keer moest doen.

Een dergelijke levensinstelling wordt door velen als zeer kwalijk gezien. Alsof ik een wandelend vat vol met gemiste kansen ben. Er wordt toch van je verwacht dat je eruit haalt wat er in zit. Dat je voor het hoogst haalbare gaat. Er is weinig waar meer minachting voor bestaat dan voor de middelmaat.

Luiheid is, in onze op Calvinistische leest geschoeide maatschappij, de ergste doodzonde. Erger dan gulzigheid. Erger dan ijdelheid. Erger dan jaloezie. Erger dan gramschap. Erger dan lust. Erger dan hebzucht. Wie lui is, wie zijn talenten verspilt, is geen knip voor de neus waard. Ik, die nooit ergens moeite voor deed, die zich altijd mee liet voeren door de wind, die kansen enkel pakte als ze zodanig voor het oprapen lagen dat het meer moeite kostte om er overheen te stappen, heb me daarover wel schuldig gevoeld.

Ik was redelijk intelligent, mijn ouders hadden genoeg geld (en de bereidheid) om mijn studie te betalen, om mij te laten reizen, om mij ten volle tot ontplooiing te laten komen zodat ik een stralende toekomst tegemoet zou gaan, maar ik koos ervoor om een pretstudie te doen (Film & Televisiewetenschappen) en de tijd die overbleef te laten oplossen in door alcohol en wiet veroorzaakte nevelen. Het lukte mij niet mezelf ertoe te zetten meer te doen dan noodzakelijk.

Daar zat ik dan, op mijn bank, tot diep in de nacht naar MTV te kijken, tevergeefs wachtend op die ene ultieme clip die alle andere clips overbodig maakte. Te denken dat ik geen knip voor de neus waard was.

Had ik toen maar het boekje ‘De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen’ van Denis Grozdanovitch in de kast gehad. Dat kon niet, want het was niet geschreven, maar als het wel geschreven was geweest, en ik had het in mijn kast gehad, en ik had me over mijn luiheid kunnen heenzetten om het te lezen, dan had ik mij niet zo schuldig en nutteloos hoeven voelen. Dan had ik trots kunnen zijn op mijn luiheid. Dan had ik trots kunnen zijn op de middelmatige persoon die ik bezig was te worden.

‘De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen’ is overigens niet eens een heel erg goed boek. Er staan aardig wat leuke, prikkelende essays in, maar hoe meer je er leest, hoe meer je je gaat ergeren aan de verteller, Denis Grozdanovitch, die het net iets te goed met zichzelf heeft getroffen. Maar om de luie mens een hart onder de riem te steken, doet het uitstekend dienst. Grozdanovitch noemt zichzelf een taoïst. Zo ben ik mezelf ook maar gaan noemen. Meer dan dit boek en nog een ander boek, heb ik niet over het taoïsme gelezen. Maar het lijkt mij, als overtuigd taoïst, onzin meer moeite te gaan doen om te achterhalen of ik het echt wel ben. Het is de kunst om de weg te volgen die voor je is uitgestippeld, en alleen als het echt niet anders kan, als het moeilijker wordt om de hoofdweg te volgen dan een zijweg in te slaan, pas je, met minimale inspanning, je koers aan.

In navolging van Grozdanovitch, die (naar ik aanneem uit luiheid) zeer veel citeert, citeer ik hier een passage uit zijn boek waarin hij de Duitse filosoof Peter Sloterdijk citeert (ik ben uiteraard te lui om het origineel op te zoeken, laat staan zelf te vertalen):

“(…) tegenover het activistische ethos van de zelfbevestiging stel ik het model van een selfsupporting individu dat in staat is zijn eisen tot een strikt ‘natuurlijk’ minimum te beperken, niets anders te wensen dan dat wat hij al bezit, zichzelf een discipline op te leggen die radicaal genoeg is om alle valkuilen van de onbevredigde begeerte te vermijden en spontaan genoeg om geen enkele frustratie op te roepen, een geweldloze relatie, vrij van elke agressiviteit, met de werkelijkheid te onderhouden, de verbetenheid van het actieve ingrijpen te vervangen door beschikbaarheid en de moed de zaken op hun beloop te laten.”

Ik heb nog een lange weg te gaan. Er zit nog te veel frustratie in me, een te grote drang naar zelfbevestiging, te veel behoefte om mijn onbevredigde begeertes te bevredigen, en de moed om de zaken op hun beloop te laten, ontbreekt mij nog te vaak. Maar in de grond heb ik het in me en staat niets mij in de weg een volmaakt middelmatig mens te worden.

(Op de foto ziet u een luiaard, een dier, zo leerde ik in ‘De moeilijke kunst van het bijna-nietsdoen’, dat ondanks zijn sloomheid zelden tot nooit wordt aangevallen omdat hij zich, in een reflex, zo stevig aan zijn belager vastklampt dat hij zelfs na zijn dood niet loslaat.)

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

8 Reacties

  1. Tao zegt : ‘ De weg is het doel’ ( Pa-squa-li , verzamelde inzichten stanza 183 c)
    Zo te lezen je aardig op weg..

  2. De naam van je toekomstige werkgever geeft ook al geen hoop, Max. Een treurig gevecht wordt het.
    In de geschiedenis van mijn middelmatigheid valt op de becijfering van het eindexamen in 1971. Negens voor de talen. Dat spreekt voor zichzelf. Negens ook voor aardrijkskunde, geschiedenis en biologie, dat lijkt me ook wel duidelijk. Maar zes minnetjes voor de handelsvakken: boekhouden, rechts- en wetkennis etc. En ik ben trotser op die zes minnetjes dan op die negens. Want wie niet slaagde voor zijn Nederlands of zijn geschiedenis, die was volgens mij een oenkop. Slagen voor zoiets moeilijks als handelsrekenen, al is het maar nèt, dat was een prestatie.
    Ik heb trouwens nooit geweten dat een luiaard groen van kleur was. Als je zo’n beest wilt knuffelen, moet je denk ik aan zijn onderkin denken.

  3. Na anderhalve eeuw is Oblomov nog steeds een bron van inspiratie. Hij zou er vast van opkijken als hij daar niet te lui voor was.

  4. Luiheid is een deugd, of het zou het in ieder geval in deze overconsumerende, manische stressmaatschappij moeten zijn.
    Luiheid is eigenlijk niets anders dan tevreden kunnen zijn met net genoeg, wat mij toch een uitermate goede eigenschap lijkt.

Laat een antwoord achter aan Spencer Brandsen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *