Ik ontving van Harm Goldschmeding een boekje, omdat ik mij zo voorbeeldig gedroeg en omdat hij mijn schrijfsels wel op prijs stelde. Het boekje is een uitgave uit 1976 van de Nederlandse Bond van Probleemvrienden, een naam waaraan je onmiddellijk kunt vermoeden wanneer die Bond moet zijn opgericht (1931), en dat is gewijd aan het werk van grootmeester C. (Cornelis) Goldschmeding. Het bevat 90 schaakproblemen, dat is ongeveer 16% van zijn levenswerk. Harm is één van zijn zoons.
Een grootmeester schaakproblematiek is iets anders dan een ‘gewone’ grootmeester, waarvan er op deze wereld duizenden zijn. Grootmeester word je niet zomaar in de schaakproblematiek. Goldschmeding was één van Neerlands grootsten. Zijn tweezetten (daar heeft hij er zo’n 500 van gemaakt) zijn, bijna zonder uitzondering, van wereldklasse. Als ik een naam zou willen noemen waarmee hij vergeleken kan worden, zeg ik: Sam Loyd.
Goldschmeding heeft alle thema’s bewerkt die er bewerkt kunnen worden in de tweezetten: de Stocchi, de Grimshaw-interferentie, de Rukhlis, het Herpai-thema, de secundaire Fleck, de Zagorujko (u denkt misschien dat ik hier namen zit te verzinnen, maar zo heten die dingen, zo praten de Probleemvrienden met elkaar).
Hierboven staat een tweezet in miniatuurvorm (wit geeft mat in twee zetten) van C. Goldschmeding uit mijn geboortejaar, 1953. Hij is niet moeilijk, maar hij is zeer elegant.
1. Pd5, en geen enkele zet van Zwart kan nog een mat door de dame voorkomen. Leuk hoor, één keer ooit zelf zo’n probleem bedenken!
Het mooiste soort tweezetten bestaat uit het bijvoorbeeld wegzetten van een wit paard naar b1 of g1, waar het niets doet, op zet 1. Het moet dan wel een miniatuur zijn, zoals deze opgave, en je moet diverse matvoeringen hebben. Of miniaturen waarin een pion en passant mat geeft, en als die pion gepakt wordt, er ook mat volgt. Dat geeft een grote voldoening.