Het begon als een grap. Toen niemand het als grap herkende, werd het serieus. Maar na het laatste ‘kunstcollege’ van Joost Zwagerman in De Wereld Draait Door, vond Gert Haring het tijd om uit de kast te komen: “Joost Zwagerman is de Milli Vanilli van de Nederlandse letteren.”
Haring oogt wat onwennig tegenover uw reporter in zijn riante villa aan de Vecht. Voor me zit een vriendelijk ogende vijftiger. Een twintigtal vlassige haren van links naar rechts over het kale schedeldak geplakt. Een gezicht dat tekenen toont van langdurig acne. Twee schuchtere ogen schieten heen en weer achter een hippe, zwart omrande bril. Hij heeft altijd in alle rust aan een oeuvre kunnen werken, nog nooit is hij geïnterviewd. De spotlights waren voor Zwagerman.
Haring: “Joost en ik gaan way back. We kennen elkaar van de middelbare school. Joost was een beetje een klaploper, maar hij had flair. En hij was vriendelijk tegen me, ook al zat ik onder de puisten. Misschien omdat Joost ook onder de puisten zat. Maar hij leek er geen last van te hebben. Hij was zeer populair. Maar Joost was een branieschopper en moest na een geintje met een emmer varkensmest het Atheneum verlaten. Ik verloor ‘m uit het oog.”
Oek de Jong
Totdat Haring in Amsterdam geschiedenis ging studeren en een cursus creatief schrijven bij Oek de Jong ging volgen. Die volgde Joost, heel toevallig, ook. “Joost bleek vol verhalen te zitten, maar had geen enkel talent ze op te schrijven. Vertellen ging prima, maar zodra hij iets op papier zette, strompelden de kromme zinnen over elkaar heen als de gemankeerde lichamen in een darkroom voor lichamelijk gehandicapte homofielen. Na de lessen gingen we naar het café. Joost vertelde honderduit en ik lette heel goed op. Thuisgekomen besloot ik de verhalen van Joost op te schrijven. Toen ik klaar was, ging ik bij ‘m langs. Hij las z’n eigen verhalen en werd razend enthousiast. We besloten het onder zijn naam bij Oek de Jong in te leveren. Oek had niks door en was lyrisch. Hij begreep niet hoe het kon dat Joost in één week zo was gegroeid, maar hij zocht er niks achter. Enfin, zo begon onze samenwerking.”
Zwagerman maakte al snel furore met de woorden van Haring. En het aardige was: niet alleen Oek de Jong had het niet door, niemand had het door. Die vrij oppervlakkige jongeman uit Alkmaar, die niet heel veel meer kon dan coke snuiven, meisjes versieren en uit zijn nek lullen, bleek serieus genomen te worden als schrijver. En zijn boeken verkochten als een gek. De ene succesvolle titel na de andere rolden uit de pen van Haring. En Zwagerman vond het heerlijk in de spotlights. Het wilde leven dat Zwagerman leidde, leverde genoeg stof op voor grootstedelijke avonturen waar menig plattelandsjuffertje rode oortjes van kreeg.
Stokpaardje
Maar tijden veranderen. Joost Zwagerman ging een rustiger leven leiden. De verhalen raakten op. Over het kabbelende leven van een veertiger met kinderen kon Zwagerman toch een stuk minder boeiend vertellen. Zwagerman en Haring besloten om het over een andere boeg te gooien. Zwagerman zou zich gaan profileren als opiniemaker. Specialisme: de popcultuur. Stokpaardje: elk kunstwerk bevat echo’s uit de kunstgeschiedenis, bewust of onbewust. Om het wonder van The Beatles te omschrijven, moet je niet schromen om Michelangelo, Mozart of Matisse erbij te halen.
En daar ging het mis. Haring: “Joost begon zich te veel met mijn taken te bemoeien. Hij had namelijk zelf ook het een en ander gelezen inmiddels. En hij had zo zijn eigen theorieën. Bovendien wilde hij over alles schrijven. Zijn voorbeelden waren Martin Amis, Greil Marcus, Ian McEwan. Mannen die net zo makkelijk een doorwrocht essay over schaamhaardracht in porno uit de eighties als over de rol van de islam na nine eleven. Maar het was allemaal wel in de hand te houden, als De Wereld Draait Door nooit had bestaan.”
Vleermuizen
Wanneer Zwagerman voor het eerst de studio’s van De Wereld Draait Door betrad, durft Haring niet met zekerheid te zeggen. En waar het die avond precies over ging, weet hij al helemaal niet meer. “Maar zodra Matthijs van Nieuwkerk Joost in van die ronkende bewoordingen introduceerde, zag ik hem groeien. Hij nam vervolgens het woord en de onzin vloog eruit als een zwerm vleermuizen uit een grot waar iemand met een brandende fakkel naar binnen komt lopen. Er was geen houden aan. Sindsdien is Joost meer en meer in zijn eigen mythe gaan geloven.”
Met veel kunst en vliegwerk wist Haring de schade te beperken. Echter, toen ging Harry Mulisch dood. En het beest was definitief los. Haring: “In een uitzending van NPS College Tour had Harry Mulisch Joost als opvolger aangesteld. Om dat meteen te herzien en het stokje aan A.F.Th. van der Heijden te geven. Maar dankzij de jengelende kerkklokken die in Zwagermans hoofd luidden toen hij door de grote meester tot kroonprins werd aangewezen, heeft hij die herziening nooit gehoord. Joost denkt nog steeds dat Harry hem als opvolger zag. Ja, en toen Mulisch stierf, zag Zwagerman het als zijn heilige plicht in diens voetsporen te treden. Sindsdien gedraagt Zwagerman zich als de Schrijver der Schrijvers.”
Orakeltaal
Bijkomend gevolg was dat Zwagerman meer en meer in orakeltaal ging praten. “Net als Harry. Er was vaak geen touw aan vast te knopen. En toen werd hij ook nog eens gevraagd om maandelijks een praatje over kunst bij De Wereld Draait Door te houden. Dat liet Joost zich geen twee keer zeggen. Ik probeerde hem waar mogelijk te temperen. Maar het werd steeds ondoenlijker. Hij week meer en meer af van wat we afgesproken hadden. Na de slachtpartij in Noorwegen, begon hij de glimlach van Breivik met die van de Mona Lisa te vergelijken. Hij zag weer eens een iconisch verband. Ik dacht dat ik gek werd.”
En gisteren was daar de spreekwoordelijke druppel. “In een praatje over de nieuwe film van Woody Allen vliegt Joost van Mondriaan naar Braque en Picasso, naar Vincent van Gogh, naar Peggy Guggenheim, naar de bunkers van het Louvre, naar Jan Sluijters, naar het August Allebéplein. Hij beweert dat Picasso ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een nobody was. Hij ratelt maar door. En Matthijs van Nieuwkerk komt er niet tussen. Het verhaal heeft wel een kop en een staart. Maar het is de kop van een albinotijger en de staart van een griffioen. Terwijl ik dat zo zat aan te horen, kreeg ik een angstaanval van heb ik jou daar. Het koudzweet gutste over mijn rug. Toen ik terug naar huis reed, heb ik tegen mezelf gezegd: Gert, het is genoeg geweest. Zo kan het niet langer. Het is tijd om uit de kast te komen. De mensen moeten het weten. Joost Zwagerman bestaat niet. De Joost Zwagerman die u denkt te kennen is een constructie. Fictie. Een illusie. Een illusie die zelf is vergeten dat hij een illusie is.”
Gert Haring zucht. Hij dept wat zweet van zijn voorhoofd. “Hoe dit gaat aflopen, ik heb geen flauw idee. Ik hoop goed, maar ik vrees het ergste.” Hij glimlacht. Aarzelend. Gert Haring. Onthoud die naam.
Zwagerman heeft ook al zulke rare ideeën over de literatuur. Hij heeft een dik boek met 250 Nederlandse en Vlaamse korte verhalen het licht doen zien, een jaar of vijf geleden. In het voorwoord schrijft hij ongeveer (want ik heb het boek uitgeleend en kan dus niet citeren) dat een schrijver pas wat waard is als hij korte verhalen schrijft – dat ben ik bijna met hem eens – en dat de Nederlanders en Vlamingen zulke uitstekende verhalenschrijvers zijn – en daar kan ik het niet mee eens zijn, want ik heb O. Henry, Tsjechov, Babel, Perec en Collier gelezen. En die waren toch een stuk beter dan welke Nederlander of Vlaming ook.
Volgens Gert Haring wilde hij ook niet beweren dat de Nederlandse korte verhalen-schrijvers zich met Tsjechov c.s. konden meten, maar niet uitzonderlijk kan wel uitstekend zijn. Het is hier in Nederland ook niet echt een gerenommeerde stiel. Korte verhalen worden amper gelezen. Je moet romans schrijven, anders stel je niks voor.
Ja, dat is waar. In Engeland, Amerika, Rusland, Frankrijk is dat heel anders. Daar worden romans ook gewaardeerd, maar net zo als korte verhalen. In Nederland worden korte verhalen niet verkocht, zegt men. Nou ja, Biesheuvel, Hotz, die worden dan weer wel verkocht. (En ook gelezen.)
Ik was dus wel blij met Zwagermans verhalenboek: eindelijk eens een overzicht. Maar de kwaliteit van de Nederlandse verhalen staat in geen verhouding tot, zeg, die van de verhalen van Borges of Nabokov of hoe heet die Japanner. Kawasaki?
Van de 250 Nederlandse verhalen zijn er 10 of 12 die redelijk geslaagd zijn, naar mijn smaak. De rest doet niet mee.
We hebben in Nederland een te hoge verwachting van literatuur, en daar gaan de schrijvers in mee, is mijn overtuiging. Dus niet een verhaal vertellen in 20 of 25 pagina’s, maar uitweiden totdat je 400 pagina’s bijeen verzonnen hebt. Want dán alleen krijg je een AKO Lètteretèrprijs.
“Hij zag weer eens een iconisch verband. Ik dacht dat ik gek werd.” haha
Damn, Gert Haring, betekent dat nu ook dat Zwagerman nu ook zelf z’n (nou ja, z’n, jouw gedichten dus eigenlijk) gedichten gaat schrijven?
Dank voor deze aanvulling op mijn dossier Joost Zwagerman.