Kabouter Plop is boos

‘Plopperdeplopvloeiendeplopperdeplop!’ Kabouterplop schopte uit pure woede tegen een tafelpoot. Te hard. Daar stond Kabouter Plop te hinken dat het een aard had. Plopperdeplovloeiendeplopverdomme klonk het nu door het kabouterhuisje. Wat een woede, Kabouter Plop! Doe toch eens rustig!

Kabouter Klus kwam binnen. ‘Klusserdeklus’, zei Klus. ‘Wat is er aan de hand? Wat is al dat kabaal?’
Welnu, jongens en meisjes, Kabouter Plop had net nieuws gehoord. Slecht nieuws. Zijn tv-programma zou niet meer op de Nederlandse televisie komen. De TROS durfde het niet meer aan. Ze waren al te vaak door het Commissariaat voor de Media op de vingers getikt.
‘Klusserdeklus’, zei Kabouter Klus beduusd. De punten van zijn muts zakten moedeloos naar beneden.
‘Zeg dat wel’, zei Kabouter Plop. Hij ging aan tafel zitte en schonk zichzelf een graanjenever in. Hij schoof een glaasje richting Klus en schoof de fles graanjenever er achteraan. Klus schonk zichzelf in. Kabouter Plop gooide het stroperige goedje in één keer naar binnen, gebaarde dat Klus de fles terug moest schuiven en schonk zichzelf nog een keer in. Dti tafereel herhaalde zich een aantal keer. Na een klein kwartier had Kabouter Plop een stuk of veertien glaasjes graanjenever op.
‘We moeten die honden pakken’, zei Kabouter Plop. Klus was het daarmee eens.
‘Laten we naar Samson en Gertje gaan’, stelde Klus voor.

Over de dollemansrit van Plop en Klus naar het huis van Samson en Gertje zullen we het nu maar niet hebben, lieve kindertjes. Laat ons volstaan met te zeggen dat je nooit zoveel graanjenevertjes moet drinken als je gaat rijden. Maar goed. Het is zoals het is. Jammer van die eendenfamilie en die rij geparkeerde auto’s. Laten we verder gaan. Niet meer aan denken.

Samson en Gertje waren de baas van Kabouter Plop en Klus. Samson was het masterbrein. Hij was degene die ooit had bedacht om via de televisie kinderzieltjes te verzamelen. Met die kinderzieltjes hoopte Samson het eeuwige leven te vergaren. Naar eigen zegge was hij geen dag ouder geworden sinds hij samen met Gert Verhulst op de tv verscheen. Met dat verhaal had hij Kabouter Plop overgehaald om mee te doen. Plop had er wel wat ingezien. Eeuwige jeugd, daar zeg je niet zomaar nee tegen. Maar als hij eerlijk was, had Kabouter Plop nog niet gemerkt dat het werkte. Hij bleef ouder en grijzer worden. Zijn ledematen werden strammer. Bovendien kreeg hij moeite met plassen. Maar daar zei hij niks van. Tegen Samson zei hij dat hij zich elke dag jonger voelde. Maar dat loog hij om Samson een goed gevoel te geven. Waarom eigenlijk? Waarom zei hij tegen Samson iets wat niet waar was? Dat zal wel charisma zijn, zeker. Of was het angst? Een instinctieve angst? Zo’n angst waarvan je zelf niet weet dat je ‘m hebt?

Plop en Klus stonden voor de deur van Gertje. Ze belden aan, maar de bel deed het niet. Ze klopten. Niemand kwam, niemand riep. Kabouter Plop gaf de deur een duwtje. De deur bleek open.
‘Hallo?’, Kabouter Plop zette een stap in het huis van Samson en Gert. Niemand. ‘Hallo?’, zei Kabouter Plop nogmaals. ‘Is daar iemand?’
Een deur sloeg open. Er klonk een hoog gejank. Voetstappen stampten de trap op. Kabouter Plop wilde wegrennen, maar stond als aan de grond genageld. Daar kwam Gert de trap oprennen. Ontbloot bovenlijf. Zijn haren woest door de war. Een kin die droop van de rode verf. En wat had hij tussen zijn tanden zitten?
‘O, zijn jullie het’, zei Gertje. ‘Kom verder.’
‘Plopperdeplop’, zei Kabouter Plop, ‘we moesten kloppen want de bel deed het niet. Er zit iets tussen je tanden.?’
‘Dat is darm’, zei Gertje, ‘kom maar mee.’

Plop en Klus liepen achter Gert aan. Ze gingen naar de kelder. Gert deed de deur open. Een ijzingwekkend, dierlijk gepiep doorkliefde zijn gehoor.
‘Plopperdeplop’, mompelde Kabouter Plop. Daar, in het midden van de gigantische kelder, onder een lekkende waterleiding, lag een man, gekneveld, op een gekanteld rad. Benen en armen wijd. Rode bal in de bek. Op hem zat Samson. Samson gebruikte de opengerete buik van de man als voederbak. Gert had de buik opengesneden en er vervolgens hondenbrokken ingegooid, zo leerde Kabouter Plop al snel. Samson had zich vol overgave op ’s mans maag en darmstelsel gestort. Hij keek even op toen Plop, Klus en Gertje binnen kwamen.
‘Hallooooo Gertje’, zei Samson. Zijn mond leek te druipen van een stroperige, felrode verf. Daarna schrokte hij weer verder. De man in de stoel draaide zijn hoofd heen en weer, krankzinnig van de pijn.
Gert vertelde dat dit Eric Eljon was, de commissaris voor het Commissariaat voor de Media. Hij was het die de TROS voortdurend op de vingers tikte. Het was zijn schuld dat Kabouter Plop en het clowntje Bumba en K3 en Piet Piraat binnenkort niet meer op de publieke Nederlandse omroepen te zien zouden zijn.
‘Hallo Kabouter Plop’, zei iemand. Kabouter Plop keek achter zich. Daar stonden al zijn vrienden van Studio 100. Piet Piraat, de meisjes van K3, Bumba. Op de immer vrolijke Bumba na, zagen ze er allemaal wat beduusd uit. Dat Nederlandse meisje van K3, Plop vergat haar naam altijd, staarde voor zich uit alsof ze net te horen had gekregen dat ze nog maar een dag had te leven. Misschien had ze dat ook, schoot er door Plops hoofd. Misschien gaat Samson ons allemaal vermoorden.
‘Plopperdeplop’, zei hij. Nauwelijks hoorbaar.
‘Hé, hallo, huhuhu’, zei Bumba met dat rare geknepen stemmetje van ‘m.
Piet Piraat kotste een gifgroene vloeistof uit.
‘Leuk dat jullie er allemaal zijn’, zei Gertje, dan kunnen we eindelijk beginnen aan de groepsverkrachting.’

Ja, lieve kindertjes, jullie lezen het goed. Wat er toen precies allemaal gebeurde, is te heftig om uit te schrijven. Laat ons volstaan met te zeggen dat Kabouter Plop weer iets makkelijker urineert sinds die dag, en dat die arme Eric Eljon nu door een slangetje moet eten, nooit meer staand kan plassen, dat een apparaat zijn ademhaling regelt en dat zijn oren en zijn penis in een potje op sterk water bij Samson en Gert op de schoorsteenmantel staan, met op het etiket de weinig aan de verbeelding overlatende omschrijving ‘Wie niet horen wil, moet voelen’.

Mochten de programma’s van Studio 100 binnenkort toch weer bij de TROS te zien zijn, dan kunnen jullie wel raden hoe dat zo gekomen is. Daar zijn jullie slim genoeg voor, stelletje doerakken.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

2 Reacties

  1. Je hebt gelijk natuurlijk. Maar dan was ik te lang bezig. Ik heb ook nog andere dingen te doen. En ik was niet in de mood om het allemaal tot een bloederig einde te brengen. Het spijt me. Je mag van mij gaan schrijven wat er gebeurde. Bij wijze van flashback.

Laat een antwoord achter aan Kippfest Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *