Vlucht

We zijn op weg naar een kernvrije samenleving, dat spreekt voor zich. Maar wat nu? ‘Zon en wind’, schijnt de mantra te zijn. Wind, die hebben we hier in overvloed, maar turbinemoeheid begint te tieren onder de bevolking. Het is ook een aanslag op je welzijn, zo’n stroboscoop die je daglicht in mootjes hakt. Je zou van minder psychotisch worden, om maar te zwijgen over het voortdurend geraas van die kolossen. Zonne-energie dan maar, die is lekker stil en nagenoeg onzichtbaar te verkrijgen. Een probleempje: in NL hangt driekwart van het jaar een dikke laag stoom tussen de aardbol waar we leven en de energie nodig hebben, en de zon, die de energie levert. Wat te doen?

Ik dacht eerst aan een kilometer hoge paal met een flink zonnepaneel erop geschroefd: maar dat dat niet kan ziet een kind. Dat kunnen we nog niet, kilometerslange palen maken. Een ballon dan? Een zeppelin, gevuld met helium, dat zou zweven net boven het wolkendeken, en dat de stroom via een (daar hebben we het weer) kilometerslang snoer naar beneden. Dat leek me een aanvaardbaar alternatief.

Tot ik vorige week weer eens in een vliegtuig zat en me bedacht dat zo’n kist zich daar toch uitstekend voor leent. Immer bovend de wolken verkerend, in de blakende zon, die anders zijn kostbare energie voor niets staat uit te braken. Wij zouden dat vliegtuig kunnen bedekken met zonnecellen (we is in dit geval jullie, of in ieder geval de techneuten onder jullie, want persoonlijk kan ik dat niet, een vliegtuig bedekken met zonnecellen). Eenmaal terug in het land lees ik dat het eerste vliegtuig op zonne-energie een feit is.

Ik bedenk me wel meer op zo’n vlucht. Je hebt toch niets anders te doen, zeker als de vlucht tweeëneenhalf uur duurt en de hoofdstewardesse in haar machtswellust beslist ons te spenen van de film waar we recht op hebben. Ik vroeg me bijvoorbeeld af waarom een mooie dame in een video ons aanspoorde om bij dreigend onheil vooral naar het zwemvest onder onze stoel te grijpen. Wel tien minuten van de zendtijd werden gereserveerd voor het demonstreren van hoe je zo’n attribuut omdoet (“eerst uzelf, dan uw baby”, “bijvullen doet u door in de pijp te blazen”). Een ZWEMVEST! In een vliegtuig! Een parachute leek me – maar wie ben ik – beter. Zeker gezien het feit dat we uitsluitend boven land vlogen.

Bij het weggaan gaf ik een boodschap voor de (vrouwelijke) piloot door aan de stewardesse. Ons gezin heeft gevoelige oren, die gebruikelijk dagen na het landen nog pijn doen. Deze keer was de landing zacht. Geen spoortje pijn. Daar wou ik de piloot voor bedanken.
“Een zachte landing? Daar heeft de piloot niets mee te maken!” antwoordde de stewardesse.
“Wie dan wel?” vroeg ik me in diepe vertwijfeling af, terwijl ik naar de gate sjokte.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

6 Reacties

  1. Dat probleem tussen die piloot en de stewardess … dat blijft me dan bezighouden. Hele glijvluchten sjezen hier aan mijn geestesoog voorbij.

  2. Even los van het thema, maar ik wil het gewoon kwijt: het allerergst zijn de mannelijke stewardessen die proberen grappig te zijn bij de uitleg van de procedure. Bij Transavia hebben ze heel veel van dat soort types. Overigens ben ik ook voor zonne-energie.

Laat een antwoord achter aan Oud Zeikwijf Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *