Wie heden ten dage de enorme vloot vrachtwagens van Transportbedrijf Jansen in Dirkswoud aanschouwt kan zich moeilijk voorstellen dat de firma ooit door louter toeval ontstaan is. Toch is dat wel degelijk het geval. Want toen Bert Jansen in 1963 besloot in plaats van een gewone Opel Kadett een Opel Kadett stationcar aan te schaffen, speelde de grotere bagageruimte van laatstgenoemde geen enkele rol. Nee, Bert had, in een blaadje dat in de wachtkamer van de tandarts lag, een artikel over aerodynamica gelezen waarin stond dat een stationcar stroomlijntechnisch gunstiger gevormd was [Kamm-effect] dan het meer gebruikelijke sedanmodel. Daardoor viel de topsnelheid ruim anderhalve kilometer hoger, en – nog belangrijker – het benzineverbruik bijna twee procent lager uit. En Bert wilde geen dief van zijn eigen portemonnee zijn. De inmiddels achtenzeventigjarige oprichter van Transportbedrijf Jansen zegt daar nu over: ‘Ach, in de praktijk merkte je er niets van, van die hogere topsnelheid en dat lagere benzineverbruik, maar als je dan naast een gewone Opel Kadett voor het stoplicht stond te wachten dacht je: Haha sufferd, mijn stationcar heeft lekker een hogere topsnelheid en een lager benzineverbruik, en dat gaf je dan een fijn gevoel.’
Op een dag kocht Bert’s buurman een nieuwe koelkast en wilde de oude – die nog best goed was – naar zijn schoonzuster brengen omdat die een koelkast had die kuren vertoonde, maar hij bleek niet in de auto te passen. Bert bood hierop aan de koelkast in zijn stationcar te vervoeren: ‘Hij ging er makkelijk in. Aan alle kanten was er nog genoeg speelruimte over. Er hadden best bijvoorbeeld nog een paar ingeklapte tuinstoelen bij gekund, of twee of drie strijkplanken.’
Nadat hij de koelkast bij de schoonzus had afgeleverd drukte de buurman Bert een rijksdaalder in de hand. Was dat het eureka-moment waarop hij besefte dat hij met het vervoeren van dingen geld kon verdienen? ‘Nee, dat kwam pas een paar maanden later. De buurman had een nieuwe wasmachine gekocht en wilde de oude – die nog best goed was – aan zijn schoonzus geven. En toen heb ik die wasmachine in mijn stationcar naar haar toe gebracht en kreeg weer een rijksdaalder. Een paar dagen daarna stond er een man voor de deur die een eindje verderop in de straat woonde. Hij had ook een wasmachine die ergens heen moest en had van m’n buurman gehoord dat die in mijn stationcar paste.’
Vanaf dat moment begon het balletje zeg maar te rollen. Toch duurde het nog verscheidene jaren voordat Bert zijn baan op de administratie van een papiergroothandel opzegde en zijn eigen transportbedrijfje begon. Maar daarna ging het snel: de stationcar maakte plaats voor een bestelbus, de bestelbus werd een kleine vrachtwagen (‘met nog gewoon enkele achterwielen, dus geen dubbele’) en in 1970 bestond zijn wagenpark al uit vijf tientonners (met dubbele achterwielen). Toen zoon Gert in 1998 de dagelijkse leiding van het bedrijf overnam waren er 57 in gebruik en inmiddels zijn dat er 92. Gert streeft naar 100. En daarna? ‘Wie zal het zeggen? Misschien wel 250, zuh skai is zuh limit! Er zullen tenslotte altijd dingen vervoerd moeten worden en waarom dan niet door ons?’
Hai Spencer,
Dus we begeven ons allebei op Dirkswouds terrein. Max Molovich, de hoofdredacteur, liet me eerst je stukje lezen: kán dat wel? Ik zei, natuurlijk kan dat. Niks is verboden. Als ik een stukje schrijf over Berlevåg, dan mag ook iedereen een stukje schrijven over die prachtige plaats.
Laat ons, wens ik, dus samen een Grootse Dirkswoudse Vertel Almanak samenstellen!
Hallo Ben,
Het zit zo: Omdat ik [in Top of the blogs] zo had moeten lachen om de libelle die door de sieradenmaker een strakzittend glazen jasje aangemeten krijgt, was ik hier wat meer stukjes over Dirkswoud gaan lezen. Mogelijk onbewust daardoor geïnspireerd welde er een paar dagen later wat onzin over het ontstaan van een transportbedrijf in me op. Toen ik het had opgeschreven dacht ik: Dit lijkt wel over Dirkswoud te gaan. Vervolgens heb ik het woord Dirkswoud toegevoegd en het stukje in een baldadige bui naar Nurks gestuurd.
Of ik nog meer over Dirkswoud te melden heb weet ik niet, maar het is in ieder geval prettig om te weten dat jij er geen bezwaar tegen zou hebben.
Ondertussen is een andere plaatsnaam in me boven komen drijven: Ürgel Wombach.
Ik vermoed dat dit plaatsje in de voormalige DDR ligt. Het recept van de Dirkwoudse Kromme, de befaamde gebakken worst zoals die sinds mensenheugenis door Machteld Breigaren in haar kraampje wordt verkocht, is volgens mij uit Ürgel Wombach afkomstig. Machteld’s overgrootvader van moeders kant was namelijk een Duitser. Maar waarschijnlijk weet jij daar meer over. Ik hoop overigens dat Machteld toch nog iemand vindt om haar kraam voort te zetten, want een Dirkswoud zonder Dirkswoudse Kromme is toch eigenlijk geen Dirkswoud meer.
Hai Spencer,
Ürgel Wombach klinkt mij te ongewoon. Ik ben van het principe van Kingsley Amis, die zijn personages en steden en dorpen ook altijd gewone namen gaf. Bert Jansen is bijvoorbeeld een uitstekende naam. Je buurman zou zo kunnen heten.
Ik begin altijd aan een stukje op deze manier: eerst haal ik een titel uit het vorige stukje. En daar moet ik dan een verhaaltje bij verzinnen. Dat lijkt een beperking, en dat zal het ook wel zijn, maar in de beperking ontstaat het meesterschap, zoals ze wel eens zeggen. Zo is dat verhaaltje over die libelle ook ontstaan, zo zijn trouwens al mijn Dirkswoudjes ontstaan. Het is een soort ketting, van begin tot eind, als je dat zo kunt zeggen, met de schakels van die ketting als titels. (Ik doe dat uitsluitend om geen writer’s block tegen te komen, hoor.)
Zo zit ik nu na te denken over mijn volgende titel: ‘Dat zou toneeltechnisch niet passen’. Ik denk aan een katholiek zangclubje van dames, die moeten optreden in het Parochiehuis aan de Kerkstraat. Of Kerkweg of Kerklaan, dat moet ik nog even opzoeken hoe ik die weg heb genoemd.
Godverdomme! Ik weet al hoe het stukje moet gaan!
En aan de lezer wordt dus niks gevraagd.. tssssk.
Nou, zeg het dan maar.
Ach, wat hield ik van Dirkwoud, met z’n pastorie, z’n sportvereningingen, z’n vaarten, de middenstanders, het cafe – dus ja, geweldig als het blijft leven. Donald Duck, Suske en Wiske, Arendsoog etc. hebben toch ook allemaal nieuwe scheppers gekregen?