Oversteken


Midden in de supermarkt worden wij ineens staande gehouden. Dat wil zeggen, Chloe wordt aangesproken door een voor mij onbekende mevrouw. De vreemde mevrouw zwaait hartstochtelijk en roept vanuit de rij in de kassa: ‘Hoi Chloe!!’ Chloe tovert een grote glimlach op haar gezicht, zwaait even en loopt dan de andere kant weer op, terug de winkel in. ‘Ben je wat vergeten?’ vraag ik. ‘Nee, ik ken die vrouw, ik wil haar niet spreken.’ Chloe blijft staan terwijl haar benen doorlopen. Haar voorhoofd is bezaaid met kleine zweetdruppeltjes, haar armen staan stram in een hoek van 30 graden en in haar rechterhand bungelt verdwaald het zakje met maandverband. De ogen van Chloe zijn groot, onpeilbaar diep en staan angstig, haar volle lippen wijken iets van elkaar en zij probeert door veelvuldig slikken speeksel binnen te houden.
‘Ik wil terug,’ zegt Chloe dwingend.

Het is heet buiten. De zon staat bijna loodrecht aan de wolkenloze hemel. Het dorp lijkt uitgestorven. Iedereen is naar zee, de camping of zit binnen met de ramen open en de gordijnen dicht. ‘Zij was mijn buurvrouw,’ vertelt Chloe als we een paar straten verder zijn. ‘De buurvrouw uit Hoofddorp. Van voor de tijd dat ik in Amstelveen op de studentenflat ging wonen.’ We slaan rechtsaf een schaduwrijke straat in. ‘Het komt niet meer goed met mij hè?’ vraagt Chloe plotseling. Ik vertel haar dat het heel logisch is dat zij die angst nu heeft. Maar dat er geen wet is die zegt dat iemand die een psychose doormaakt niet goed kan herstellen. Dat er tijd nodig is.
‘Ik wil dit niet,’ huilt Chloe.

Ik wil een arm om haar heen slaan. Ik wil haar hoofd in mijn handen nemen en als troost tegen mijn borst drukken. Ik wil de tranen van haar gezicht kussen. Ik wil haar oppakken en op bed leggen, naast haar gaan zitten en lieve woordjes zeggen. Ik wil door haar haar kroelen. Ik wil met een koele, vochtige doek haar bezwete lichaam wassen. Ik wil haar in slaap sussen.
Maar ik weet dat dat niet kan.
Het zou ook niet eerlijk zijn.

We komen bij de grote weg die het dorp scheidt van het gesticht. We staan op de enige kruising van het dorp die met stoplichten is toegerust. Van links en rechts raast het verkeer voorbij. Opgejaagd door een groen licht.
We wachten. Links is de weg bijna leeg, op een hoge vrachtwagen met oplegger na. Ik zie Chloe kijken naar de vrachtwagen en dan naar het stoplicht. Mijn hart begint te bonzen. ‘Ik wil dit niet,’ echoot het door mijn hoofd. Ik pak haar klamme hand en kijk haar aan. Zij beantwoordt mijn blik niet maar kijkt naar het stoplicht dat voor de aanstormende vrachtwagen op oranje springt. De vrachtwagenchauffeur geeft gas. Chloe kijkt naar links en naar rechts. Snel en gejaagd. Mijn zwetende hand knijpt hard in de hare. Ik besef dat als zij zich nu probeert los te rukken ik haar nooit kan houden. Onze handen zijn te glad, te vochtig.
Ik wil haar vastgrijpen maar ik ben bang dat een plotselinge actie van mij haar net dat zetje geeft. Ik wil schreeuwen en haar naam roepen, maar ik sta als aan de grond genageld.

‘Auw!’ zegt Chloe wanneer de vrachtwagen voorbij is. ‘Je doet me zeer, je knijpt!’
‘Sorry,’ zeg ik en laat haar hand los. Het voetgangerslicht gaat op groen. We steken over en wandelen via een kerkpaadje het terrein van het ziekenhuis op. Mijn knieën knikken en mijn mond is droog. Mijn hart komt maar langzaam weer tot bedaren.
We zijn met onze eigen gedachten terwijl we de laatste kilometer naar de afdeling wandelen. Voor ik de deur van de afdeling van het slot haal voel ik een moment haar hand tegen mijn schouder. Ik kijk haar aan.
‘Dank je,’ zegt ze.
‘Graag gedaan,’ antwoord ik.

Daarna loop ik naar de toiletruimte en huil de spanning uit mijn buik.

Berend Quest
Als Berend Quest de wereld zou begrijpen, dan pas had ik een rotleven

2 Reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *