Babs was het mooiste meisje van ons jaar. Fotomodel-mooi omschrijft het nauwelijks. Tijdens het eerste college al vroeg de docent haar naar voren te komen. ‘U heeft deze wonderlijk-shone exemplaar van die menselijke anatomie kunnen bewonderen zo?’ zei hij met een dik Amerikaans accent. ‘Heel Fain. Om te voorkomen dat u meer naar haar kijkt dan naar myn sheets, zal ze voortaan by mij vooraan zitten.’ Babs werd rood en keek naar de grond. Ze werd er alleen maar mooier door. De docent ging verder tot de orde van de dag. Hij had genoeg lichamen gezien om niet door Babs geïntimideerd te raken. Wij niet. Babs had meestal een praktisch staartje in en we besteedden een groot deel van de collegetijd aan het bewonderen van de donshaartjes in haar nek.
Als Babs door de gangen van het AZ liep was ze net een zuster van de barmhartigheid. Haar schoonheid hing als een aureool om haar heen en ze was lief. Ze had voor iedereen een vriendelijk woord. Haar glans verbleekte zelfs niet, toen bekend werd dat ze het met zo ongeveer iedereen op de faculteit deed. En ze was niet kieskeurig. Ik denk dat ze het erom deed. Ze had nog lang niet alle mooie jongens afgewerkt toen ze Sneepie pakte. We noemden hem Sneep omdat zijn neusgaten samentrokken en een soort ‘sneep’ geluid maakten als hij lachte. En na Sneep deed ze het met Gert-Jan. Dat had ze beter niet kunnen doen. Gert-Jan was een briljante student, maar het werd al gauw duidelijk dat hij nooit praktiserend arts zou worden. Veel te gestoord. Gert-Jan is klein van stuk en kijkt onschuldig uit zijn ogen. Hij heeft krullend, dik zwart haar, een buikje en een rond, blozend gezichtje vol sproeten. Hij lijkt op een cherubijntje, of een buideldiertje. Een zwartharig, Tasmaans buideldiertje dat op vlees uit is, voor wie hem kent.
Gert Jan en Sneep waren samen ingedeeld bij het anatomie-practicum. Hij moet Sneepie opgestookt hebben. Op een middag na de pauze troffen we een bizarre vlees-collage aan in de snijzaal. Iemand had de longen uit een lichaam getrokken en ze als roodpaarse vleugels over de thorax uitgespreid. De linkerarm prijkte met de middelvinger omhoog in de borstholte. De rechterhand van het lichaam greep in Michael-Jacksonstijl tussen de benen naar koude lippen. In de overdwars opengesneden ogen brandden sigaretten. De penis was, met schaamhaarsnor, onder de neus genaaid.
Babs werd wit om haar neus toen ze het zag. De docenten waren not amused. Sneep sneepte en huilde: Dat het een grapje was. Dat Gert Jan hem opgestookt had. Zijn professoren waren wijzer dan hij. Sneep zou een excellent chirurg worden en werd na de bewuste anatomieles een paar maanden geschorst. Gert Jan hoefde niet meer terug te komen.
Babs bleef ons allemaal nachtelijke bezoekjes brengen, als een soort erotische Florence Nightingale. Uiteindelijk bleef ze bij mij plakken. Het zal aan mijn forse gestalte en betrouwbare, nonchalante uitstraling gelegen hebben. En ik was natuurlijk de zanger-pianist van ons zigeunerorkestje. Monogaam werd ze nooit, maar dat was ik ook niet. Ik koos psychiatrie en zij kindergeneeskunde. We trouwden terwijl we onze co-schappen liepen. Ze was veel eerder klaar dan ik en kreeg een baan in het St. Beertha. Om haar spreekkamer in te richten gaf ik haar zo’n anatomieposter die kinderen leuk vinden. Je weet wel: in het midden een lachend meisje, met om haar heen de details van haar lichaam: Bij het woord ‘Mond’ de afbeelding van een lachende mond, een afbeelding van glinsterende tanden bij ‘Tanden’, een oog bij ‘oog’, een arm bij ‘arm’, een been… nou ja, je snapt het wel.
Ik vond een baan in een TBS kliniek. Ik had het er erg naar mijn zin. Op een middag stond op mijn patiëntenlijstje ene G.J. van de Belt. Het buideldiertje dat handenwrijvend binnenkwam was inderdaad Gert Jan. Hij was zijn natuur gevolgd: Hannibal-Lecterachtige toestanden met hoeren. Zeven dames stonden er in zijn dossier. Waarschijnlijk lagen er nog stapels ergens in een kelder te rotten. Maar hij glimlachte even innemend als altijd. Hij herkende me direct en vroeg nonchalant naar Babs. ‘O het gaat prima met haar hoor, ze is kinderarts nu in het Sint Beertha.’ Ik wilde mijn tong afbijten toen ik het gezegd had. Maar dat zou Gert Jan alleen maar leuk gevonden hebben. Zijn gezicht brak open in een net iets te grote grijns en we belandden in een akelig gesprek, waarbij hij telkens op mijn vrouw terugkwam. Hij beschreef Babs’ intieme delen, akelig expliciet en spot on, alsof hij er gisteren nog naar had zitten kijken. Na twintig minuten was ik het meer dan zat en kapte ik het af. Gert Jan werd meegenomen. Ik hoorde hem grinniken in de gang terwijl hij teruggeleid werd naar zijn cel.
Ik beet op mijn nagels. Het zat me niet lekker. Ik moest die middag naar de een of andere TBS-club voor een vergadering. Halverwege deed ik alsof mijn mobiel afging. Ik verontschuldigde me, rende naar buiten en belde Babs.
‘Goedenmiddag, Sint Beertha Kinderziekenhuis, met Babs?’
‘Is alles goed met je schat?’
‘Ja natuurlijk liefje. Je klinkt ongerust, wat is er?’
‘Ik had daarnet Gert Jan in mijn behandelkamer.’ Het was even stil.
‘Dé Gert-Jan?’
‘Ja lief. Hij wist alles nog en lijkt nogal geobsedeerd met je. Hij zit net bij ons vast. Maar ik er een slecht gevoel over. Ik vertelde per ongeluk waar je werkt en je weet hoe slim hij is. Pas je alsjeblieft op jezelf?’
‘Ach liefje, hij zit in een extra beveiligde TBS-instelling. Wat kan hij doen?’
Ik zuchtte. ‘Ik weet het niet. Wees alsjeblieft voorzichtig, oké?’
Ik reed terug naar mijn werkplek en besteedde de rest van die middag aan rondjes lopen in mijn kamer, proppen papier in de prullenmand gooien en om de tien minuten Babs bellen. Op een gegeven moment nam ze niet meer op. We hadden een fikse ruzie toen ze thuiskwam, die we blusten met seks. Terwijl we nagenietend naast elkaar lagen streelde ik haar zachte huid. Of het nu door Gert Jan kwam of niet, ik zag haar ineens weer alsof ik haar voor het eerst zag. Mooier dan ooit. Ik kuste haar haargrens, streelde haar oogleden. Fluisterde in haar oor: ‘Je bent zo mooi dat het verboden zou moeten worden, wist je dat?’ Ze glimlachte. ‘Je bent een oen, maar wel lief.’ We deden het nog een keer voor we gingen slapen.
Toen ik wakker werd lag er een briefje op haar kussen met vier woorden: ‘Jij bent mijn lievelingsman!’ Ik krabde in mijn kruis en glimlachte. Ik meldde me ziek. Ik moest even bijkomen. Ik slofte in pyjama door ons huis en luisterde naar oude vinylplaten. Draaide cassettebandjes met opnames uit mijn Tipsy Gypsies tijd. Veegde het stof van de pianoklep en begon de oude nummers te spelen. Ik was zo verdiept in mijn spel dat ik de tijd vergat. Toen ik op mijn horloge keek was het 19.19. Babs was al meer dan een uur te laat. Ik belde haar mobiele nummer, maar kreeg voice mail. Ik belde haar werk en hoorde haar stem: ‘Hallo, Sint Beertha Kinderziekenhuis, dit is het antwoordapparaat van…’ Ik dacht aan de grijns van Gert Jan. Ik begon te zweten. Ik greep mijn sleutels van tafel en holde op pantoffels naar mijn auto. Zo hard als ik durfde scheurde ik door de straten van de stad naar het St. Beertha. Treden overslaand rende ik de trap op.
Het licht in Babs’ kamer was nog aan. Ik slaakte een zucht van opluchting en pakte de deurklink. De deur zat op slot. ‘Babs? Babs???’ Ik timmerde met mijn vuisten op het hout. Het gebons echode door de lege ziekenhuisgang. Niemand antwoordde. Ik beukte met mijn schouder tegen de deur. ‘Meneer! Meneer wat moet dat? Wat doet u daar?’ Een dikke Surinaamse verpleegster kwam boos op me af gerend. Ik beukte door tot het slot stuk brak.
Ik viel met deur en al naar binnen. De bloedwalm, dik als in een slagerij, deed me naar adem snakken. Iemand had mijn poster van de muur getrokken en op Babs’ bureau gelegd. Het papier krulde van het bloed. Iemand had chirurgische instrumenten gebruikt. Bij ‘Mond’ lagen afgesneden lippen, netjes gedrapeerd in een glimlach. Een bergje besmeurde tanden lag bij ‘Tanden’. De gruwelijke logica was helemaal doorgevoerd. Bij ‘Haar’ lag een scalp shampoo-glanzend haar. Bij ‘Neus’ een krijtwitte neus met bloedvegen. Bij ‘Hand’ een afgezaagde hand. Bij ‘Oog’ lag iets blubberigs dat me deed terugdenken aan de anatomielessen in de snijzaal. De verpleegster sloeg beide handen voor haar gezicht. Ze rende krijsend naar buiten. Ik zakte in elkaar, tegen Babs’ bureau aan. Ik constateerde, trillend over mijn hele lichaam, dat bij de omschrijving ‘arm’ en ‘been’ niets lag.
Bij een potplant vol bruine hydro-cultuurkorrels lagen scalpels, chirurgische naalden, een lege codeïne-fles, een klos hechtgaren en een pak verbandgaas vol rode vingervegen. Uit Babs’ grijze archiefkast klonk een bonk. Een dun straaltje bloed liep van de kastdeur naar het gele linoleum op de vloer.
Lekker smerig sferig.
Ik weet alleen niet zeker of ik het einde snap.
Ik denk dat die chick nog leeft! Gelijk verbeterd ook, dat vind ik wel goed.
Ik denk ook dat ze nog leeft. Maar dan dus zonder mond, tanden, haar, neus, oren, ogen en hand. Daar valt volgens mij prima mee te leven. En de plastische chirurgie staat voor niks tegenwoordig. En wellicht, als je er snel bij bent, kan een en ander nog gelijmd worden. Zo hoorde ik laatst dat als je een tand verliest, je deze in een bakje melk moet bewaren. Dan heb je nog vier uur de tijd om ‘m terug te laten zetten.
In een bakje MELK? Welke therapeut heeft je dat nu weer verteld? Als je een nagel verliest, moet je die nagel bewaren in een bakje met water vermengd met een beetje compost. Dan zetten ze die nagel er zo weer in!
Sterker. Als je een onderbeen verliest, doe dat been dan in een bakje met sojasaus. Dan komt alles wel weer goed.
Maar om terug te komen op het verhaal: ik zie niet hoe die Babs vermoord had kunnen worden door Gert Jan. Gert Jan zat vast, na zeven moorden. Die laten ze echt niet gaan. Dus er ontbreekt naar mijn smaak een ontsnappingsverhaal.
Ook lijkt die Gert Jan me geen moordenaar. Zo’n jongen zit niet op zijn achttiende of twintigste jaar in zo’n snijzaal. Zo’n moordenaar heeft een veel ordinairder leven. Zijn chirurgische capaciteiten kan hij bijvoorbeeld hebben opgedaan in de Openbare Bibliotheek.
Volgens de persoon die het mij vertelde (een gediplomeerde EHBO-instructrice) heeft melk dezelfde PH-waarde als je mond, dus blijft de tand er goed in. Je kunt ook in een bekertje spugen en daar de tandjes in leggen.
Zoals je uit dit artikel (http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/leven/52312-wat-is-de-ph-waarde.html) kunt opmaken, heeft ieder mens een iets andere PH-waarde, ook in zijn mond. Dus wat die gediplomeerde EHBO-instructrice je vertelde, is onzin.
Logischer is inderdaad: in een bekertje spugen, want dat spuug heeft jóuw PH-waarde, jóuw zuurgraad. (Uitsluitend ZELF spugen. Vermeng uw spuug niet met andermans sputum.)
Het ging hier dan ook om EHBO bij kinderen. En die kun je vaak niet vragen om even in een bekertje te spugen. Dan was het, volgens de betreffende EHBO-instructrice, beter om de tand in een bekertje melk te doen dan in een bekertje met je eigen spuug. Want, zoals je zelf al zei, ieder mens heeft een andere PH-waarde. Ze zei er overigens ook nog bij dat veel tandartsen melktanden niet terugzetten.
Ik steun die tandartsen. Het groeien van eerst melktanden en daarna volwassen tanden is trouwens evolutionair interessant. Ik moet eens opzoeken of het bij bonobo’s en chimpanzees op dezelfde manier gaat. Het lijkt ook een beetje op het vervellen van slangen.