Jij bevindt je een paar kilometer verderop in de buik van je moeder. Ik heb je gisteren gezien. Ik zag je armpjes, je beentjes, je naar verhouding enorme hoofd met een flinke kaaklijn. Je lag lekker te slapen. Je grote broer ligt nu ook te slapen, in z’n wagentje. Eigenlijk wil hij niet meer in deze wagen vervoerd worden, maar hij was te moe om te protesteren. Ooit was hij er niet. Dat is onvoorstelbaar nu. We stappen de bus uit ter hoogte van het Centraal Station. Het is schitterend weer. Mensen huppelen van en naar de stad. Een tramchauffeur jengelt vrolijk aan zijn bel. Bouwvakkers zitten beneden op een stuk gewapend beton hun boterhammetjes te eten in de zon. Een drilboor doet hemel en aarde beven. Maar je broer slaapt onverstoorbaar door. We zijn op weg naar de Openbare Bibliotheek om Stijloefeningen van Raymond Queneau te lenen. Daar is je vader al een week of wat naar op zoek.
Voor de bibliotheek houdt een vrouw ons staande. Ik was bezig om een manier te zoeken om je broer naar boven te krijgen. De vrouw spreekt Engels met een Frans accent. Ze heeft diepzwarte krullen die dansen in de wind. Ze vraagt of dit het postkantoor is. Het postkantoor staat hier al jaren niet meer. De vrouw laat een briefje zien met daarop twee adressen. ‘Raadhuisstraat,’ lees ik. De vrouw kijkt schichtig achterom. Een grijze Renault 21 rijdt achteruit rijdend van ons vandaan. Ik wijs op het woord Raadhuisstraat. ‘That’s where you need to go,’ zeg ik haar. Maar de vrouw luistert niet. Ze bedankt me half, draait zich om en begint achter de auto aan te rennen. Ooit was zij er niet.
Binnen sta ik bij de Q een beetje in het niets te staren. Ik kan m’n gedachten er niet helemaal bij houden. ‘Raymond Queneau,’ lees ik. Zazie in de Metro. De Zondag des Levens. Ik vergeet waar ik naar op zoek was. Het zit er waarschijnlijk niet bij. Anders had ik het wel herkend. Op dat soort mechanismen moet je vertrouwen, anders word je gek. Ik loop naar de computers en open de online catalogus van de bibliotheek. Stijloefeningen, ik weet het weer, daar zocht ik naar. De computer zoekt en zegt dat het boek gewoon op de plank ligt. Ik vraag een medewerker of hij met me mee wil kijken. Ooit was ook hij er niet. Ooit zat ook hij in de buik van zijn moeder. Ooit is ook zijn moeder van ‘m bevallen. Hij lijkt me iemand die er lang over gedaan heeft, over de geboorte. Zijn moeder moet het zwaar hebben gehad. We kijken samen, maar kunnen niks vinden. Hij raadt me aan een mailtje naar het magazijn te sturen. Die hebben nog een exemplaar. Ik stuur een mailtje en krijg een kwartier later een mail terug met de mededeling dat Stijloefeningen op de tweede verdieping ligt. Daar ben ik. Met jou in mijn gedachten loop ik de openbare bibliotheek uit. Je vindt nooit wat je zoekt. Maar dat geeft niet. Het is zoals het is.
In een babywinkel op het Bos en Lommerplein, koop ik babyschoentjes voor je broer. Misschien ga jij die ooit ook dragen. Maar doe het rustig aan, wil ik je op je klein kloppend hartje drukken. Eet lekker, geniet van de behaaglijke warmte in je moeders buik, straks begint het Grote Gedoe.
Gefeliciteerd, Max en I.!
Dank.
Molovich Junior nr.2! Hoera!
Jahaa, wij lezen tussen de regels door dat er een tweede aankomt! Gefeliciteerd, en daarna stoppen, OK? Met kinderen maken dan.
Ja, gefeliciteerd!
Hoera!