‘Ik was het alweer vergeten,’ zegt de oude Siem Kerssens vaak, meestal glimlachend. Als je een beetje dement bent en in een dorp woont waar iedereen iedereen kent, hoef je helemaal niet in een tehuis. Als je in een stád woont, zoals Antwerpen of Amsterdam, dan wel.
Siem Kerssens (Noordervaart 200) is nu 89 jaar en loopt nog steeds, bewandelstokt, elke dag zijn rondje door het dorp. Hij trekt ’s ochtends zijn manchesterbroek aan en doet een hand kleingeld in zijn rechterbroekzak, pakt zijn sleutels van het bijkeukenraam en zijn wandelstok vanachter zijn wasmachine, opent zijn voordeur, sluit die en doet de sleutels vervolgens in zijn linker broekzak. Zo doet hij dat al jaren en dit vergeet hij nooit.
Ik kom hem ook geregeld tegen. Dan zit hij op een bankje langs de weg, wandelstok tussen zijn benen geklemd, want hij weet dat hij soms dingen vergeet.
‘Siemen!’ zeg ik dan.
‘Ha, die Karel. Wat is de ruimte groot, hè?’
Ik weet dat hij niet praat over de oneindigheid van het universum, maar over de ruimte om hem heen. Ook besef ik dat hij zomaar een voornaam uitkiest, waarschijnlijk de eerste die hem tebinnenschiet. Ik neem daar geen aanstoot aan.
‘Vroeger, was er toen minder ruimte, Siemen?’
‘Veel minder. Veel minder.’
Vroeger was Siem Kerssens de dorpshistoricus, hij heeft een boekje De geschiedenis van Dirkswoud geschreven, dat welhaast iedere Dirkswoudenaar nog op de boekenplank heeft staan. Het kan geen kwaad over dat boekje te beginnen, want dan begint hij te vertellen over vroeger.
‘Waar we nu hier zitten, daar was vroeger de zeepfabriek van Piertje Waans, dat stonk altijd tegen je op, maar daar is hij mee gestopt toen zijn vrouw overleed. Daarnaast woonde een stel import, maar die zijn daar gauw weer weggegaan, vanwege de stank. En weer dáárnaast zat Grauwe Willem, dat was de dorpssmid, want je had nog geen auto’s. Daar was nog geen ruimte voor.’