Guus Vermeer zat in metro 51 vastgeklemd tussen twee negers. De een droeg een gouden halsband en de ander had zijn voortanden verruild voor diamanten. Hij sliste beetje tijdens een freestyle rap over twee meisjes, een pimp en een informatieve avond in een donkere kelderbox. Guus keek venijnig voor zich uit. Hoe was het mogelijk dat een knaap die zeker twintig jaar jonger was dan hij, meer bezit had in zijn mond dan hij op de bank. Joost Ponckenstein, zijn clustercoördinator, had hem vanmorgen even apart genomen. Hij wenkte vanaf zijn bureau, zo over alle hoofden in de open moderne kantoortuin heen. Knipoogje erbij. Kom dan, man. Gaan we even praten. Turns out dat Guus naar zijn bonus kon fluiten dit jaar. De rest van het team had net dat beetje meer gegeven, die 105% waar Joost mee voor de dag kon komen. Omzetcijfers liegen niet, Guus. En hij knipoogde weer. Legde even vertrouwelijk zijn hand op die van hem. Mooie gemanicuurde nagels, zonder zwart randje. Hij wel. Even tijdens de lunchpauze bij de Thai om de hoek een ‘massage met happy ending’ doen, nageltjes knippen. Na vijf minuten stond Guus bij het koffiezetapparaat. Teruggezet in schaal, zonder bonus en enig vooruitzicht om thuis groots te kunnen uitpakken met Sinterklaas. Hoe moest hij nu de tien schoentjes vullen die – hij gluurde op zijn horloge – nu gezet zouden worden door de vierling en zijn pleegkind met LVB problematiek. De wortels netjes geschaafd, speciaal voor het paard van die brave oude man. Vol verwachting klopten vijf hartjes. Guus had niet eens genoeg saldo op zijn chipknip om een vlaflip in de kantine te kopen. Zweetdruppels vielen van zijn voorhoofd, tussen zijn wimpers door, naar beneden op de grijze vloer van de metro. De jongens stootten elkaar aan en lachten besmuikt. Ze vonden zeker zijn beige jas niet warm genoeg. Nee, hij had inderdaad geen bontkraag om zijn capuchon! Het venijn maakte plaats voor een woedeaanval. Zo een waarvan zijn vrouw Elske ooit eens had gezegd dat ze nu wel wat bang werd en misschien even de buurtregisseur ging sms’en. Niet dat zij ooit moeite had gedaan om misschien wat verder te kijken dan de bank en de tv met die godvergeten eindeloos durende soap uit Amerika. Ik ben er voor de kinderen, zei ze dan. VOLGENS MIJ WORDEN DIE RADDRAAIERS DOOR DE LEERPLICHTAMBTENAAR EN DE COFFEESHOP OPGEVOED, BITCH. Enzovoorts. Hij zag hoe de jongens aanstalten maakten om uit te stappen. Ze hadden die jeugdige losbandigheid, even tegen een afvalbak schoppen voor de lol, dat later zou veranderen in criminele gewetenloosheid. Hij lachte even hardop. Niet zolang hij in de buurt was. Hij stond op en volgde ze naar buiten. Hij wreef zijn ijskoude handen tegen elkaar totdat de met kloofjes bedekte huid roze rood werd. Net warm genoeg om zijn geleende snoerloze boormachine met enige precisie te hanteren. Morgenochtend kon hij in ieder geval rekenen op verraste gezichtjes.
Ik lees te weinig thrillers en kijk te weing horrorfilms, want nu moet ik steeds maar denken: maar waar gaat nou die boor in?
Die boor gebruikt Guus om gaten te boren (duh) in de slaapkamermuur. In de gaten draait hij schroeven zodat hij het metalen kruis kan ophangen. Aan het kruis bindt Guus de jongen vast met prikkeldraad, naakt. Dan stopt hij de stekker in het stopcontact en staat het kruis onder stroom, zodat de diamantjes uit zijn tanden trillen! Tadaa!