Correspondentie (7)

Dag Max,

De grappenmakers vinden vanzelf dat het leven zonder hun grappen onleefbaar zou zijn, maar mij kunnen ze ook gestolen worden. In mijn tijd als zetter was er een werkvoorbereider – werkvoorbereiders zijn mensen die in de jaren tachtig plotseling aan het werk kwamen in drukkerijen. Daarvóór waren ze nooit nodig: je sprak zelf even met de klanten, je overlegde even met ze over hun wensen, en dan deed je wat jezelf het beste uitkwam. Dat moest allemaal anders, natuurlijk. Toen kwamen de werkvoorbereiders in brede colonnes het drukkerijwezen binnen – er was, zeg ik, een werkvoorbereider, wiens naam ik genadiglijk voor me zal houden, die me de volgende grap liet zien. Hij schreef (ik hoef er niet bij te zeggen hoe schalks hij lachte) deod op een papiertje. ‘Wat staat daar?’ vroeg hij. ‘Daar staat een woord dat ik niet ken,’ zei ik. ‘Ja, maar als je het papiertje nu omdraait: wat staat er dán? Haha! Dan staat er poep!’ ‘Dat staat er helemaal niet, want de e staat op zijn kop,’ riposteerde ik. (Eindelijk eens het woord riposteren gebruikt.) Dat was, volgens de werkvoorbereider, naar kleinigheden zoeken en de grap was er niet minder om. Het was toch wel duidelijk dat er poep bedoeld werd, hè, meneer de letterzetter!

Want je weet het: hoe slechter de grap, hoe groter de verongelijktheid, wanneer iemand eens notities bij die grap maakt.

Zo’n blad als Vice, waar jij mee te maken hebt gehad (en dat zijn lezers niet eens een leesbare zetbreedte, zelfs geen leesbare letter aanbiedt), zit ook vol werkvoorbereiders. Ze noemen zich redacteur, eindredacteur, hoofdredacteur enzovoorts, maar het zijn doodgewoon werkvoorbereiders. Humor is aan ze verspild, en ook het gebruiken van goed Nederlands is niet aan ze bekend gemaakt. Maar het is wel nuttige informatie die je verstrekt hebt. Als men mij ooit – het zal wel nooit gebeuren, natuurlijk – zou vragen om een stukje, dan zou ik als eerste zeggen: dat stukje schrijf ik wel, vanavond, maar het moet er ook letterlijk zo in komen. Geen gesodemieter met mijn stukjes. Zoals ik ze schrijf, is het goed Nederlands. Zoals jij ze schrijft, is het ook goed Nederlands, dus daar moeten ze met hun takken van af blijven.
Je kunt beter voor AT5 stukjes schrijven, is mijn indruk. (AT5 is ook al bijna failliet, hoorde ik. Ook teveel werkvoorbereiders op zo’n redactie, denk ik.)

Ik heb trouwens zelf het idee dat ik mijn gehele leven al stilsta. Ik ga niet naar Venetië of naar Bretagne of naar de Waddeneilanden, om er eens over te schrijven. Ik heb geen rijk leven vol gebeurtenissen en vol interessante mensen. Ik kom ook bijna de deur niet uit, want ik loop tamelijk slecht. Ik kom alleen nog in de supermarkt, in de apotheek, bij de bloedprikkerij van de trombosedienst en in het ziekenhuis. Verder kom ik nergens, en ik maak ook nooit iets mee. Het gevolg: ik moet alles verzinnen wat ik opschrijf. Hou me ten goede: ik klaag niet. Een stilstaand leven kan ook interessant zijn, zo heb ik in mijn leven verschrikkelijk veel boeken gelezen en herlezen, en me nooit bezorgd gemaakt over het politieke klimaat en zo. Ik ben nooit op een krant geabonneerd geweest, ik lees pas wat ze schrijven sinds ze op internet verschijnen. En dan heb ik nog vaak genoeg aan de kopregel, de VVD dit, Irak dat, Afghanistan zus en Noord-Korea zo. Dat ga ik allemaal niet lezen, want daar zit toch geen stukje in, redeneer ik.
Mijn stukjes zijn nooit aan de werkelijkheid ontrukt, het zijn pure verzinsels. Dat zeg ik nu, maar schreeuw het niet te hard rond, alsjeblieft! Want de mensen denken soms gauw dat je sprookjes vertelt, maar dat is ook weer niet waar.
Leuk van Hanneke, niet? Ik ga nu weer verderlezen in De weg naar het licht van Biesheuvel.

Een groet, ook aan je lief en aan je zoon M., van
je Ben.

6 Reacties

  1. Ik ben nooit naar een vergadering geweest. Je had die vergaderingen ook op de drukkerijen waar ik werkte. Dat was om het democratisch te houden, geloof ik, en ook om het belangrijke werk van de werkvoorbereiders te blijven aanstippen. ‘En waar is Hoogeboom?’ vroeg men dan. ‘Die is al aan het werk,’ werd er geantwoord.
    Ik ben één jaar lang secretaris van een schaakclub te Alkmaar geweest, en toen moest ik dus wel vergaderen. Toen men besloot eens per maand i.p.v. eens per jaar (mijn voorstel) te zullen vergaderen, heb ik mijn functie opgegeven.

  2. Ik geloof dat niemand nog schriftelijk vergadert. Je krijgt toch de beste ideeën als je in je eentje aan je tafel zit.
    Je zet iedereen aan bijvoorbeeld Google Docs, en daarop kun je je gedachten kwijt aan de rest van het gezelschap. Het gaat sneller ook, en je hoeft niet met de auto ergens heen.

Laat een antwoord achter aan Ben Hoogeboom Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *