Normaal begint een interview met een kunstenaar zo: Kunstenaar X heeft zijn opleiding genoten bij Y op school Z. Dat gaan we nu maar eens niet doen: dat kunnen we allemaal ook lezen op Wikipedia of op je eigen website.
Ik ben een amateur op kunstfotografisch gebied (en zelfs dat ben ik niet), maar ‘children are growing up when they start asking questions that have answers’. Wat was de eerste foto die je maakte, waarvan je dacht: juist, nu gaan we ergens naar op weg?
Dat is meteen een moeilijke vraag! Het ging eigenlijk heel geleidelijk. Ik kan me herinneren dat ik op een gegeven moment Polaroids ging maken, zowel op 4×5 inch als op 8×10 inch (technische camera’s). Dat was heel leuk om te doen en ik heb toen een aantal mooie foto’s gemaakt. Ik denk dat dat voor mij een duidelijk moment is geweest, waarop ik begreep dat ik iets gevonden had dat ik kon uitbouwen. Dat was met een foto zoals deze.
Maar je hebt dus nooit de aanvechting gehad om bijvo0rbeeld foto’s te gaan maken van een industrieterrein of van een verkeersopstopping of van een katholieke processie?
Misschien niet specifiek van die onderwerpen, maar ik fotografeer veel situaties. Ik vind het zo bijzonder dat het leven één grote doorlopende film is, juist op straat. Iedereen is bezig, loopt, praat. Ik vind dat fascinerend en daar maak ik soms ook foto’s van. Die gebruik ik echter tot op heden niet voor mijn werk als kunstenaar.
Mijn ideaal zou zijn: dat je bij je geboorte een filmcamera meekrijgt (gewoon, die zit in je hersenen, het is een kwestie van evolutie dus, bedoel ik), waarmee je je eigen film maakt. Elk mens zou dan na zijn dood een film achterlaten. Ik zou dan wel weten van wie ik de films zou willen zien.
Van wie dan?
Van mijn moeder, van mijn vriendin Alice, van Vera Nabokov bijvoorbeeld. Maar dat terzijde. Jij hebt altijd meisjes en jonge vrouwen gebruikt voor je foto’s, net als Jock Sturges. Waarom nooit jongens?
Ik denk dat de vergelijking met Sturges niet juist is. Mijn werk heeft met het vrouwelijke te maken, niet met de adolescentie. Het heeft een sterke connectie met mijzelf als vrouw. En juist daarom maak ik ook geen foto’s van mannen. Wat je net zei over die filmcamera in je hersenen komt me bekend voor. Ik heb dat altijd gehad met foto’s. Ik wilde altijd dat ik een foto kon maken door mijn ogen dicht te knijpen, als de klik van een camera. Want juist als je ogen een bijzonder beeld zien, wil je dat op hetzelfde moment vastleggen en dan ben je met een camera meestal te laat.
Je zegt: mijn werk heeft met het vrouwelijke te maken. Wat is dan dat vrouwelijke? Dat wil een man altijd weten. Wij zijn hoekiger van vorm, we weten niet goed hoe we ons moeten gedragen etc. Maar dat willen wij dus weten.
Kijk naar mijn foto’s; duidelijker kan ik het niet maken. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn fascinerend en dat is nou juist ook zo leuk.
Kijk naar mijn foto’s; duidelijker kan ik het niet maken. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn fascinerend en dat is nou juist ook zo leuk.
Je hebt ook niks aan zo’n interviewer, hè? Zo’n kerel die maar vraagt om definities, en die niet uit zijn doppen kijkt. Laten we er eens een foto uitnemen. Hij staat boven dit interview. Een Van Gogh-onderarm (of een Vlaamse onderarm), rode hand die, met die kloofjes in de wijsvinger, lijkt te zeggen: ‘De aardappelen staan weer op!’ Jij doet heel vaak zoiets met je foto’s.
Ja, juist die details, die vind ik zo mooi. Het was winter toen dit model binnenkwam. Ik zag meteen die handen, rood van de kou en dan die kloofjes en die speciale glans op haar vingers. Dat zijn allemaal prachtige kleine cadeautjes, die ik uitvergroot, vastleg en koester.
Er is ook een foto van jou, waarop je een meisje ziet met op haar bil hier en daar de afdruk van het elastiek van haar broekje. Dat is zo ontroerend en zo mooi! Waar vind je zulke meisjes toch? Wees eerlijk tegen me.
De meeste modellen zijn vriendinnen of mensen die ik op straat heb aangesproken.
Nog even over die foto met die arm en die hand. Wat daar ook zo mooi aan is, is dat opkrullen van dat hemd bij haar hand. Ik geloof dat toeval niet bestaat in jouw soort fotografie, maar je hebt dus snel moeten beslissen: ja, dát doe ik! Met die winterhanden en die kloofjes in die vinger. Werk je inderdaad zo snel, met het maken van opnamen, bedoel ik. Het maken van de uitsnede lijkt me meer een zaak van overleg.
De keuze om juist die hand te fotograferen is een snelle keuze. Ik zie meteen wat ik graag wil vastleggen, maar daarna gaat het veel langzamer. Dit is een heel zorgvuldig geplaatste hand, gedrapeerd doek en een heel bewust gekozen standpunt. Ik heb deze foto gemaakt met een technische camera. Je gebruikt daarbij vlakfilm die je in cassettes plaatst voordat je gaat fotograferen, zoals dat ook in de 19de eeuw gebeurde. Je maakt maar weinig opnames (ongeveer vijf), dus je moet heel goed je beeld bepalen voordat je een foto maakt.
Nu ontgaat me veel. Technische camera, vlakfilm in een cassette, dat moet ik allemaal opgooglen. Ik heb zelf nog nooit een foto gemaakt, echt niet. Mijn ogen zijn mijn geheugen, ongeveer zoals het geheugen van een pianist grotendeels in zijn vingers zit. Nu over je Cranach-serie. Leg dat eens uit.
Ik heb daar lang over nagedacht. Ik wilde graag de gehele persoon op een bijzondere en niet vertekende manier op een foto zetten en tegelijkertijd niet de details van de huid verliezen. Dat is niet eenvoudig, want het camera-oog heeft één standpunt en hoe korter het brandpunt hoe meer vertekening, maar met een telelens (die veel minder vertekening heeft) moet je een heel eind van het model gaan staan, waardoor de gevoelsafstand veel te groot wordt en ook de mooie kleine details van de huid veel minder zichtbaar zijn. Ik heb er toen voor gekozen om drie gedeeltelijk overlappende foto’s te maken van het model, waarbij ik weinig afstand heb genomen. Na het maken van de foto’s heb ik de negatieven laten inscannen en toen zijn de 3 delen naadloos aan elkaar gemonteerd, waardoor een prachtig beeld ontstaat.
Ik heb daar lang over nagedacht. Ik wilde graag de gehele persoon op een bijzondere en niet vertekende manier op een foto zetten en tegelijkertijd niet de details van de huid verliezen. Dat is niet eenvoudig, want het camera-oog heeft één standpunt en hoe korter het brandpunt hoe meer vertekening, maar met een telelens (die veel minder vertekening heeft) moet je een heel eind van het model gaan staan, waardoor de gevoelsafstand veel te groot wordt en ook de mooie kleine details van de huid veel minder zichtbaar zijn. Ik heb er toen voor gekozen om drie gedeeltelijk overlappende foto’s te maken van het model, waarbij ik weinig afstand heb genomen. Na het maken van de foto’s heb ik de negatieven laten inscannen en toen zijn de 3 delen naadloos aan elkaar gemonteerd, waardoor een prachtig beeld ontstaat.
Dat is zeer interessant en dat moet ook fantastische foto’s opleveren! Maar ik vroeg je net naar die connectie met Cranach, ik neem aan Lucas Cranach de Oude. Heeft die ook dat precieze, in zijn Venussen bijvoorbeeld?
Ja, het refereert aan Lucas Cranach de Oude. Hij heeft een precieze, tekenachtige stijl, maar stileert zijn Venussen wel. Ze zijn een soort prototype van de verleidelijke vrouw, de gezichten lijken bijvoorbeeld ook veel op elkaar en juist in die dingen verschilt mijn werk van het zijne. De vrouwen die ik fotografeer zijn individuen en vragen niet om aandacht van de kijker. Ze zijn verdiept in hun eigen wereld.
Je zegt net dat je drie foto’s maakt en daar dan de negatieven van aan elkaar monteert. Dat lijkt een beetje op de 19e-eeuwse manier van stereofotograferen, zij het dat zij het met twee foto’s deden.
Nee, dat is toch wat anders. Dat zijn twee volledige beelden die net iets in standpunt van elkaar verschillen. Ze zijn als het ware het linker- en het rechteroog. Ze worden dan naast elkaar gemonteerd en door een stereokijker zie je het beeld in 3D.
Ik heb drie beelden gemaakt:
1. hoofd + torso
2. onderste gedeelte torso + bovenbenen
3. knieën + onderbenen.
1. hoofd + torso
2. onderste gedeelte torso + bovenbenen
3. knieën + onderbenen.
O, ik dacht dat je drie foto’s had genomen, stereofotografisch maar dan met het derde oog erbij. Maar nu is het me duidelijk. Weet je, ik vind een foto van je uit 2001 zeer mooi: deze. Heeft iemand wel eens tegen je gezegd dat die foto doet denken aan het werk van Man Ray?
Ja, dat heb ik vaker gehoord. Leuk dat je dat opmerkt. Die foto behoort tot mijn mooiste werk.
Ik stuit zomaar op Nurks Magazine. Die laatste foto in dit prachtige interview is o zo mooi.
Waar kan ik Carla’s boeken kopen? O ja, dat zal wel in haar website staan.
Verrassend, dit interview. Heb je gewoon de telefoon gepakt om een afspraak te maken? Trouwens, over het verschil tussen man en vrouw: die (mooie) foto die aan het werk van Man Ray doet denken, bij mannen heet dat dan bouwvakkersdecollete en is het ordi.
Nee, ik kende Carla al een paar jaar. Toen heb ik haar voorgesteld een interview per mail te houden, en zo is het gebeurd.
Ja, het is een a-typisch interview. Heel naturel.
Maar voortaan (als ik nog eens een interview ga houden) wordt het wel een Ben Hoogeboom-tekst. Dan regel ik ook van tevoren met degene die ik interview: je kunt zeggen wat je wilt, maar het komt er zó uit te zien.
Dat ideaal van een camera in de hersenen zie je terug in de film Final Cut, waar mensen een chip geïmplanteerd krijgen die alles wat ze zien registreerd. Na hun dood wordt de levenslange video door professionals bekeken en ingekort tot een treffend portret voor de uitvaartplechtigheid.