Het probleem met leven is dat het zo in je gezicht kleeft, de hele fucking tijd. Meesmuilde hij. Theeto grinnikte. Daar zou hij geen last meer van hebben. Maar naar wie verwijst hij?
Miklea gilde, met haar handen haar wangen samenpersend. Misschien om het luider te maken ofzo. Wist Theeto veel.
“MARLO!!!”
Naar hem dus. Theeto keek op naar Marlo, hangend aan de twee plafondventilators. Tsja.
“AAAAAHHHH!!! MAAARLLOOOOOO!!”
Nou ja deze dan maar snel dan. Theeto knipte zijn mes open en sneed haar varkenskeel door, vieze varkensbloed hoer spuitend als die gore vuile kut zeker zou doen als ze alleen was met Marlo, goor vuilniswijf, grauw slijm zeker ook. Al dat vet. Godverdomme. Straks even wat tegen de hoofdpijn.
Hij was net klaar met opruimen toen Jacky blatend binnen kwam knallen. Theeto dit, dat, zus, heb je al dit gedaan, en dat, en zus, en zo…
Hij klapte de moersleutel op het werkblad.
“Heb ik een kut?”
“Sorry?”
“Heb? Ik? Een? kut? Nee. Dan kun je veilig aannemen dat ik bezig ben, en niet met vingeren.”
Hij pakte demonstratief de moersleutel weer op en begon ergens demonstratief aan te draaien. Niet eens een moer. Naja, ach. Het gaat toch meer om wat er in zijn hoofd aan de gang is. Grootse constructiewerkzaamheden. Episch. Vaak zit hij in zijn stoel ademloos te bedenken wat er allemaal moet gebeuren en of hij dat wel allemaal aankan en dan komt dat KANKERWIJF KANKERZEIKEN OVER DE KUTVUILNIS DIE NOG NAAR BUITEN MOET, KRIJG KANKER TUSSEN JE TIETEN STINKHOER hij greep weer naar zijn hoofd.
“Je hoeft niet zo prikkelbaar te doen,” mopperde Jacky, “Wat ben je aan het doen dan?”
Theeto haalde diep adem en keek door haar heen, alleen dan de andere kant op. Misschien iets te opzichtig naar de kast. Niet eens express, maar toch.
“… Wat? Wat?”
Jacky keek van hem naar de kast en terug en weer terug.
“Wat? Nee he? Je bent toch niet weer….”
Jacky beende naar de kast, opende de deur en zag de twee in elkaar gepropte lijken van Marlo en Miklea met hun dode blikken naar haar opstaren. Oh ja, daar gaan we weer, breng het schuldcomplex maar weer aan. Theeto haalde adem diep in en snel uit.
“Er liggen WEER TWEE LIJKEN IN DIE KAST!” riep Jacky boos.
“Nu je het zegt,” mompelde Theeto afwezig over haar schouder kijkend.
“Weer! Je zou kappen na Gerrie!!”
“Oh nou heb ik het weer gedaan?”
Jacky bolde haar ogen en wees scherp naar de inhoud van de kast.
“Ja en?” zei Theeto, “In Afrika liggen 50 miljoen lijken. Dat zal ik dan ook wel op mijn geweten hebben staan?”
“Deze liggen HIER!”
“Och alsjeblieft stop met die drogredenen.”
“Drog…”
“Argumentum ad reputem: “I think, therefore it is”. Je trekt geen conclusies uit je observaties, nee, je observeert, je interpreteert en DAAR uit trek je jouw conclusies. Dat vind ik een misselijke redeneertruc, schat.”
“ER LIGGEN TWEE LIJKEN DAAR!” gilde Jacky, “DOOD TE ZIJN!! DOOR JOU!!!”
Theeto zuchtte geirriteerd.
“Och en zelfs dan. Wat is dan precies het probleem?”
“Probleem… Probleem!! JE KAN GEEN MENSEN VERMOORDEN!”
“Dat is een argumentum ad psychopatum schat.”
“…Wat?”
“Argumentatio ad psychopatum; een “Tu quoque”, of “Jij-bak” plus rente. “Ja maar jij.” Je vlakt je eigen karakterfalen uit tegen het grotere kwaad. “Waarom zou ik iets voor het milieu doen als ze in andere landen helemaal niks doen?” of “Als de regering kort op mijn geldverkwistende kutbaantje in de cultuursector is dat schandalig, op andere gebieden wordt namelijk nog veel meer verkwist.”
Het is een hellend vlak, natuurlijk. Je hebt individuele uitschieters, die al het kwaad in de wereld samenballen om hun verdorvenheid goed te praten. Maar dat stroomt verdomd netto naar beneden. Dat maakt de mens zo’n verderfelijke, zelf-destructieve soort: die wil van de massa zich continue te spiegelen aan al wat het ergste is. Zich beter willen voelen, maar alleen aan al wat toch al minder is.”
“…Maar…”
“En dat is precies wat jij doet schat. Wijzen naar mij, maar vergeten wat je zelf allemaal doet. Wanneer heb jij voor het laatst bijvoorbeeld de vuilnis buiten gezet?”
“Ik geloof niet dat dat helemaal vergelijkbaar is!” riep Jacky.
Theeto zuchtte.
“Nee natuurlijk. Want wat ik doe is veel erger. Argumentum ad…”
“HOU OP! HOU OP MET DAT PRATEN! HIER KOM JIJ NIET MEE WEG!”
Moet jij eens zien, dacht hij. Maar wie is hij?
Je verwacht het niet hè. Je verwacht het niet.