Ik heb geen familie meer — allen zijn overleden — en ook zeer weinig vrienden, dus ik ging op mijn verjaardag (de 24ste september jongstleden) naar café Amperzat op de Noordervaart 194, het café dat op de zijmuur aan de buitenkant het &-teken heeft staan. Toen ik Joop de Bruin, de barkeeper, eens vroeg naar de betekenis van dit logo, zei hij: ‘Neem nog maar een borreltje.’
Het was rustig in het café, omdat de meeste jongens aan het trainen waren voor de eerstvolgende keiwerpwedstrijd. We zaten met zijn vieren: mevrouw Josje de Waal, de heren Grouw en Van de Wetering en ikzelf.
Ik vertelde het gezelschap dat ik jarig was en tracteren zou, waarop de heer Grouw voorstelde om met zijn vieren een potje te gaan dobbeljassen. Uiteraard deed ik mee, gezelligheid kent geen tijd. Ik had het spel al eens eerder gespeeld en wist dus hoe het ging. Ik zal het even uitleggen.
De vier spelers zijn Zuid, Noord, Oost en West. Zuid en Noord spelen tegen Oost en West. Er zijn 32 kaarten in het spel: de 2, 3, 4, 5, 6, 7, de boer en de aas van de vier kleuren. Elke speler krijgt dus acht kaarten.
De puntentelling is: 1 punt voor de zes cijferkaarten, 2 voor de boer en 11 voor de aas. De troefboer echter is 20 punten waard. Verder lijken de regels op het bekende klaverjassen, dus ook de 20 of 50 punten roem tellen, en de roem voor bijvoorbeeld vier zevens is 100 punten, evenals de roem voor vier azen. De roem voor vier boeren is 200 punten.
Het aardige van het dobbeljassen is dat er twee aparte dobbelstenen in het gebruik zijn. Een vierkantige dobbelsteen, met daarop de vier kleuren van het kaartspel (harten, ruiten, schoppen, klaveren). En een achtkantige dobbelsteen, waarop 2, 3 enz. tot en met aas.
Voor elk spelletje worden beide dobbelstenen gegooid. Stel dat er harten 6 wordt gegooid. De speler die die harten 6 in zijn kaarten heeft, mag uitkomen en moet, samen met zijn maat, meer dan de helft van de punten halen.
Er worden 16 spelletjes gespeeld, waarna het totaal van de punten worden opgeteld en er een winnend en een verliezend koppel is.
Ik weet niet of het toeval was, maar tot mijn grote genoegen wonnen de heer Grouw en ik bijna alle spelletjes. Vooral Josje de Waal spekte ons, wat de heer Van de Wetering tenslotte van kwaadheid deed ontploffen. Hij zei, na 16 spelletjes: ‘Ik moet weg! Ik ga, godverdomme!’