In de jaren die ik nu door onze geweldige provincie rijd, in mijn comfortabele, witte Citroën ID/DS Berline (de enige soort auto waarop een mens verliefd kan raken en die in de volksmond snoek of strijkijzer wordt genoemd), word ik keer op keer aangetrokken door de eigenaardigheden die men aantreft in het landelijke Dirkswoud. Ik bereik eerst Alkmaar, wuivend en groetend, daarna Heerhugowaard en tenslotte kom ik aan in het pittoreske dorp.
Ik parkeer mijn Citroën Berline en loop verder, of ik stap in een praam (boât, in het Dirkswouds dialect). Ik ben ook eens in een skarrelboât gestapt, een rondvaartboot, en u weet wel welke teksten je dan worden toegevoegd: ‘Rechts ziet u het huisje, rechts meneer, en daar hep Aleida Knol nog woond.’
Ja ja, denk je dan, maar wie was Aleida Knol dan wel? Een schrijfster, een schilderes, een grootindustrieel feministe? Niets van dat al. Aleida Knol blijkt de huishoudster (haaishouster) van pastoor Engelbertus de Zeeuw te zijn.
Aan dit soort kleinigheden merkt men dat er in Dirkswoud wat anders tegen de dingen wordt aangekeken dan elders.
‘Ik verzet me,’ zei pastoor Engelbertus, ‘tegen de verdere afkalving van de moraal! En ik ijver vóór de afschaffing van de scheiding van kerk en staat! Nu hebben de mensen twee instanties boven zich, dat kan er best één worden, bestrijdende ook nog eens het begrotingstekort.’
Engelbertus is, behalve pastoor en herder van zijn trouwe kudde, ook de organist van de St. Clarakerk. ‘Dat heb ik gedaan om de heren in Den Haag eens duidelijk te maken hoe wij in de kerk bezuinigen: de organist was hier onnodig en is dus wegbezuinigd, want ikzelf bespeel tamelijk vaardig het harmonium dat naast het altaar staat. Het is een gewoon traporgeltje en daarop begeleid ik alle gezangen, zoals het Sanctus, het Agnus Dei en zo meer.’
Gevraagd naar hun mening over pastoor Engelbertus, is vrijwel iedere Dirkswoudenaar enthousiast. De heer Pieter Bruinsma, lid van het kerkkoor: ‘Een man van stavast. Een ijzeren wil, wat zeg ik, ijzer roest nog. Een roestvrijstalen wil. Als hij zegt: Nu gaan we het Credo zingen. Pagina negen. Dan weet het hele koor ook dat dat Credo ongeveer op de pagina’s zeven, acht, negen, tien of elf moet staan. Nooit verwarring in de kerk.’
Ik heb een hekel aan de Citroën DS. Maar dat heb ik al eens uitgebreid uiteengezet. En wel hier: http://www.panzerfaust.org/?p=5829
Men moet nu eenmaal houden van de Berline! En wie er niet van houdt: houdt dan van je eigen fascistische rotkar!
Ik heb geen auto.
Ik ook niet. Maar van een Citroën Berline moet men wel houden! Van een witte, bedoel ik, natuurlijk.
Kun u een linkje doen? Ik ben niet zo thuis in de diverse typen Citroën.
Een linkje: http://www.netcarshow.com/citroen/1971-ds_21_berline/800×600/wallpaper_01.htm.
Nope. Vreselijke auto.
Dokter Bremmers, de huisarts van Limmen, had er zo een. Ik had een keer in 1966 of ’67 wat glas in mijn rechteroog gekregen (glas van mijn bril) en hij bracht me in zijn witte Citroën Berline naar het Wilhelmina Ziekenhuis te Alkmaar. Dat deden ze toen nog hè.
Het was een heerlijke rit in die auto, herinner ik me nog. Echt comfort. Motor die zo’n beetje zoefde.
Ja, dat schijnt wel zo te zijn. Alsof je zweeft, heb ik mij laten vertellen.
Ja, en ik wou de ik-persoon in mijn Dirkswoud-stukjes wat meer cachet geven, zeg maar, dus die comfortabele, witte Citroën Berline, van waaruit ik groet en wuif naar de mensen — dat zal nog wel vaker voorkomen.