Er waren verkiezingen geweest. De ochtend erna bevond Rutte bevond zich in Amsterdam, op een tramhalte vlakbij Centraal Station, waar hij werd aangeklampt door journalisten. “Ik hoef jullie geen verantwoording af te leggen. Het volk heeft gesproken.” En hij klom de tram in, zo’n gele oude. Hij zag er shabby uit. Zijn haar was door de war, hij had een soort overall aan, zacht van slijtage. Alsof hij aan de boemel was geweest. Dat is wanneer het volk wist: er gebeurt iets. Iets wat Rutte, ons allen, ontsteeg. Iets wezenlijks.
En dan ging je het merken.
Je werd trager.
Alles werd trager.
Op de bovenste etages van gebouwen begon men iets te vinden: een vaal wit goedje met een snowy, velvety quality to the touch, als tempeh, dat de aarde langzaam kwam bedekken.
De straten. De bovenste laag van alles.
Af en toe, als je goed keek, ving je een glimp van de arm van een hemelse kraan.
Het leven was niet aangetast, de zon scheen, je leefde nog. Maar langzamer. Er was geen verzet, maar een dierlijke acceptatie, als van een onvermijdelijk lot.
Voor mij ging het beeld kapot toen ik een foto zag van Rutte bij de Toppers. Veel oan ik verdragen, maar dat…