Stijloefeningen (100) – 12 jaar minus 1 dag later

Woensdag 1 februari 2023, ik stap uit op Amsterdam CS. Het is iets na vieren, ik heb nog meer dan drie uur de tijd om te zijn waar ik moet zijn. Waar kan ik even rustig zitten? Ik besluit naar de Openbare Bibliotheek te gaan. 

Langs de hoge gebouwen tegenover de Bootchinees. Ergens aan het begin van 2011 liep ik hier ook. Samen met mijn zoon, die in zijn kinderwagen sliep. Ook toen was ik op weg naar de bibliotheek, om Stijloefeningen van Raymond Queneau te lenen. 

Destijds was het hier één grote modderpoel. De hoge gebouwen waren in aanbouw. Ik liep over een smalle strook van roestige staalplaten die over het zand waren gelegd. Ik passeerde nog wel een verdwaalde Japanner met een Van Gogh-poster, maar verder was er niemand. Nu stikt het hier van de mensen. Bij de Albert Heijn zit een jongen met een bord waarop ik lees dat hij alleen is en wat hartjes wil. Ik voel in m’n zakken. Geen kleingeld, ook geen hartjes.

Hoewel Stijloefeningen volgens de catalogus van de OBA aanwezig was, kon ik het niet vinden, toen in 2011. Daar schreef ik een verhaaltje over. En daarna nog een. En daarna nog een. En daarna nog 96. Allemaal in een andere stijl. Net zoals Raymond Queneau in 1947 had gedaan met zijn verhaal over een jongen op een tram in Parijs. 

Bij de ingang van de bibliotheek staat nu een kast waar je gratis coronatests mag pakken. Ik ga zitten, open mijn laptop en surf naar mijn allereerste stijloefening, getiteld Notitie. Ik zie de datum: 2 februari 2011. Het is nu 1 februari 2023. Morgen is het dus precies twaalf jaar geleden dat ik hier aan het zoeken was. En morgenavond is het dus precies twaalf jaar geleden dat ik dat eerste verhaaltje schreef. What are the odds?

(Eerder vandaag had ik het met iemand over haar man die een splinter in zijn oog had gekregen en nu met een ooglapje rond liep. Precies op het moment dat wij daarover spraken, kwam er een man langs met een ooglapje voor zijn rechteroog.)

Op 2 februari 2011 bestond mijn dochter nog niet, mijn zoon sprak niet meer dan anderhalf woord, wij woonden nog in Amsterdam, Ben leefde nog, Spencer leefde nog, de Arabische lente was net begonnen, de oorlog in Syrië nog niet, Donald Trump was een domme vastgoedtycoon, Corona een biertje, Oekraïne een land waar je nooit aan dacht, de wereld voelde nog redelijk overzichtelijk.

Ik loop naar de tweede verdieping, waar de literatuur staat. Om een of andere vreemde reden ben ik nerveus, ik voel het in m’n benen. Ik ga naar de Q. Zoek bij Queneau. Drie boeken: Zazie in de Metro, Een Barre Winter en Dagboek van Sally. Geen Stijloefeningen. Naar de computer. Ik moet op de derde verdieping zijn. Bij het Huis van de Taal. Meer bepaald bij de Descartes-collectie. 

Het duurt even voordat ik de Q heb gevonden. Maar daar staat ie! Gesandwitcht tussen Oeuvres Complètes en Zazie dans le Métro. Stijloefeningen. Van Raymond Queneau. In de vertaling van Rudy Kousbroek. Datzelfde boek staat in een nieuwere uitgave in mijn eigen boekenkast, dus ik hoef ‘m niet meer te lenen (ik kan ‘m ook niet meer lenen, want ik ben geen lid meer hier). Maar ik heb ‘m toch maar mooi gevonden. Eindelijk! Precies twaalf jaar minus één dag na dato. Nu ik ‘m niet meer nodig heb.

Molovich
Erkend miskend genie. Motto: succes is voor losers.

2 Reacties

  1. Ah, de Stijloefeningen, nostalgie inmiddels, maar wel fijne nostalgie. En ook fijn dat Ben Hoogeboom en Specer Brandsen worden genoemd. De Vijftiger Rudie Kousbroek, heette Rudy Kousbroek, met een Grieks ei.

    Ik heb ooit, een tijdje in Arnhem gewoond. En daar was, in het Spijkerkwartier, een galeriehouder en tevens ondernemer in het rode-lichtjes-circuit, die bij de zelfde naam ging: Rudy Kousbroek.

    https://www.gelderlander.nl/arnhem/rudy-kousbroek-overleden-markante-arnhemmer-en-een-legende~a3e3f725/

Laat een antwoord achter aan Kippfest Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *