Je zat in de auto, op de snelweg, ergens tussen Dordrecht en Herwijnen, ter hoogte van Hardinxveld-Giesendam of zo. Het was klokslag 15.00 uur. De nieuwslezer vertelde dat er zojuist een vliegtuig in het WTC was gevlogen. Hij leek het zelf niet helemaal te geloven. ‘Dat gaat spectaculaire beelden opleveren’, zei je tegen J. die achter het stuur zat. Zo’n acht jaar eerder was je met je ouders naar New York geweest en had je naar die torens opgekeken. Jullie waren niet naar binnen gegaan.
Op 1 september was je samen met J. begonnen als onafhankelijk creatief duo. Jullie wilden je op freelancebasis aan andere bureaus verhuren. Het Dordtse reclamebureau van J.’s vader was jullie eerste klant. Je was net samen met J. naar Portugal geweest om dat bureau te vertegenwoordigen. Jullie hadden de opdracht om een campagne te bedenken voor het samenwerkingsverband met bureaus uit Nederland, Portugal, Zweden, Oostenrijk en Duitsland. In de werkkamer van J’s vader las je op een groot papier: ‘Om een goede tekst te schrijven, is het noodzaak om overbodige woorden te schrappen.’ Je knoopte deze aanbeveling goed in je oren, maar zou je er niet altijd aan houden.
Ruud de Wild en zijn radiobuddy’s waren met stomheid geslagen. In mijn herinnering stonden jullie inmiddels voor de Spar in het dorp waar jullie waren opgegroeid en hoorde je daar Ruud de Wild het moment beschrijven dat een tweede vliegtuig de andere Twin Tower binnenvloog. Maar aangezien het tweede vliegtuig plaatselijke tijd om 9.03 uur crashte, is dat onmogelijk. Want de rit van Hardinxveld-Giesendam naar de Spar te Herwijnen duur minstens twintig minuten. Waarschijnlijk vertelde Ruud de Wild zodra de reclame was afgelopen en zijn programa was begonnen dat ze zojuist het tweede vliegtuig de andere toren hadden zien binnen vliegen. ‘Dat is toevallig’, was je eerste reactie. Maar al snel begreep je, samen met Ruud de Wild, dat het hier een terroristische aanslag betrof.
Op de weg terug naar Amsterdam kwam je al vrij snel op het idee om naar radio 1 over te stappen. Toen jullie net op de snelweg zaten, kwam het bericht binnen dat er een vliegtuig op het Pentagon was neergestort. En weer niet veel later dat er een bom in een winkelcentrum was afgegaan. De bom bleek echter een geknapte ballon. Loos alarm. Maar het was tekenend: omdat de ontwikkelingen zich zo snel opvolgden, leek dit nog maar het begin. Of er ook al berichtgeving was over het vliegtuig dat uiteindelijk in Pennsylvania was gecrasht nadat de inzittenden de bemanning had overmeesterd, durf ik niet meer te zeggen. Ik weet alleen wat je dacht: de derde wereldoorlog is uitgebroken.
Toen jullie Amsterdam binnen reden viel je op wat voor stralende dag het was. Jullie stonden stil voor het stoplicht bij de Heineken Brouwerij. Zorgeloos liepen de mensen voor de auto langs. Die weten nog van niks, dacht je bij jezelf. Op dat moment beschreef de presentator tot zijn ontzetting dat een van de toren instortte. Je wist niet wat je hoorde.
Thuis zette je direct de televisie aan. En zou je tot diep in de nacht blijven kijken. Je zag live de tweede toren instorten. Je kon er je ogen niet vanaf houden, van de torens die keer op keer in elkaar stortten. En van de New Yorkers die voor hun leven moesten rennen. Ze konden niet geloven wat ze zagen. De behoefte om te verstijven, de noodzaak om te vluchten voor die gigantische stofwolk. Kreeg je daar eigenlijk wel meteen beelden van te zien of was dat in de dagen erna? Jij zat veilig in je kamer op de Hugo de Grootkade. Hoewel, echt veilig voelde het niet. Nog een geluk dat je niet meer blowde.
Je zag Palestijnse jongeren die aan het dansen waren in een Palestijnse snackbar. Op de achtergrond stond een Pepsi-automaat. Onnozele dwazen, dacht je bij jezelf. Alsof Amerika dit aan zich voorbij laat gaan. Yasser Arafat begreep dat ook. Hij veroordeelde de aanslag, zei mee te leven met de Amerikanen. Je telefoon ging af. Het bleek niet jouw telefoon te zijn. Iemand in de entourage van Arafat had dezelfde telefoon als jij, van de firma Alcatel, met dezelfde ringtone. Een dag later noemde Netanyahu het medeleven van Arafat krokodillentranen. De vijand moest wel de vijand blijven.
In de dagen erna schreef Grunberg hoe het leven in New York weer op gang kwam, vertelde Maarten van Rossem dat het vallen van de Berlijnse muur van groter historisch belang was dan deze aanslag en zei de Duitse avant-garde-componist Karlheinz Stockhausen op een persconferentie dat hij de aanslagen op de Twin Towers het grootst mogelijke kunstwerk in de kosmos beschouwde. Er werd schande van gesproken, Stockhausen werd een tijd lang persona non grata, maar jij dacht, met je jaartje kunstgeschiedenis op zak, aan de uitspraak van de surrealist André Breton: dat de meest zuivere surrealistische daad eruit bestaat met een geladen geweer een menigte binnen te wandelen en in het wilde weg rond te schieten.
Midden in de nacht, het was inmiddels alweer woensdag, zat je met een vriend uit België via msn te chatten over de aanslagen. Je had beide torens nu al honderd keer in elkaar zien storten. Je vertelde over de eerste gedachten die door je hoofd waren geschoten toen je over de aanslag hoorde. ‘Dat zal mooie beelden opleveren’, dacht je. En dat had het inderdaad. Het had je stoutste verwachtingen overtroffen. Het was wel een gruwelijke schoonheid. De Belgische vriend zei dat hij had moeten denken aan de laatste scène van Fight Club, waarin diverse wolkenkrabbers worden opgeblazen terwijl op de soundtrack Where is my mind van The Pixies klonk.
Je vraagt je misschien af waarom ik deze herinneringen in de tweede persoon enkelvoud opteken. Een terechte vraag. Aanvankelijk wilde ik op deze manier vermijden om mezelf centraal te zetten in deze herinnering. Al die ego-documentjes over belangrijke gebeurtenissen. Door jou aan te spreken, mijn jongere ik, kon ik daaraan ontkomen. Stiekem doe ik natuurlijk precies hetzelfde. Ik maak het misschien zelfs wat pretentieuzer zo. Maar los daarvan: misschien klopt het ook wel beter. Ik besta immers eigenlijk alleen maar in het hier en nu. Zodra het hier en nu voorbij is, word ik een herinnering. Zodra het hier en nu voorbij is, word ik jou. Je bent dus een herinnering. In hoeverre die herinnering klopt, is altijd maar de vraag. Ik weet niet eens meer of je al wist wie Osama bin Laden was. Sommige dingen staan me nog heel helder voor de geest, sommige dingen niet. Mocht je dit stukje hebben kunnen lezen, dan was je ongetwijfeld het een en andere tegengekomen dat niet klopte. Dingen die in de loop der tijd een andere vorm hebben aangenomen. Of met elkaar zijn samengevoegd. Dat moet je me maar vergeven.
Er is in de twintig jaar na die dinsdag in september een hoop gebeurd. Een klein jaar later zijn jij en J. gestopt met jullie bedrijfje. De derde wereldoorlog brak niet uit. Althans, niet in het deel van de wereld dat jij bewoonde. Amerika viel Afghanistan binnen, Amerika viel Irak binnen. Amerika ging weer weg uit Irak, Amerika ging weer weg uit Afghanistan. Het is daar nog steeds een chaos. In 2004 ontmoette je I. Jullie hebben nog een tijdje samengewoond op de Hugo de Grootkade. Daarna de Leeuwendalersweg. Jullie kregen in 2009 een zoon, in 2011 een dochter. In 2013 verhuisden jullie naar Zwolle. Toen je dochter eens op televisie zag hoe het tweede vliegtuig in de Twin Towers vloog, vroeg ze of dat echt was. Gisteren rond negen uur in de ochtend, ongeveer precies twintig jaar na de inslag van het tweede vliegtuig, schoot je zoon recht in de handen van de keeper van Berkum. Je applaudisseerde, het was een mooi afstandsschot op een druilerige zaterdagochtend.
‘Trust me, everything is gonna be fine, zegt Edward Norton tegen Helena Bonham Carter vlak voordat de eerste gebouwen in elkaar storten. Hij heeft gelijk natuurlijk. En ook weer niet.
Goede morgen! Tsja die twin towers dat was me wat. Je herinnert je vooral het kleine ventje op een fiets dat je vlak na de aanslag op straat tegenkwam, die je met brandende ogen aankeek en verzekerde dat “zij” hier straks de baas zouden zijn! Wat zou er van dat ventje geworden zijn vraag je je wel eens af? Zou hij inmiddels in een jurk rondlopen of zou hij door de Nederlandse instanties toch nog op het rechte pad gebracht zijn? Ach, je mag dromen, maar dromen zijn nog het moeilijkst te onthouden! Elke keer dat je dat probeert ontglippen ze je. Carlos castaneda raadde je aan om in een droom naar je handen te kijken zodat je een droom zou kunnen sturen maar dat is je nooit gelukt. Op een wonderlijke wijze wil je ‘savonds als je in bed stapt wel eens verder dromen waar je ‘ sochtends gebleven was, maar hoe je je dat zou kunnen herinneren blijft een groot raadsel!
Ik heb en wil hetzelfde, mijn dromen besturen en soms verder gaan waar ik was gebleven. Waarbij ik wel moet aantekenen dat ik me zelden mijn dromen kan herinneren.