La Danseuse

Normaal zorg ik dat ik geen spoilers vertel, on- en offline. Maar met de film La Danseuse, over Belle époque danseres Loie Fuller, ga ik dat lekker wel doen. Je moet die namelijk niet gaan zien. Ik verbied het.
Het verhaal is van de pot gerukt bezijden de waarheid, op een onsmakelijke manier, en doet geenszins recht aan het genie en de onafhankelijkheid van de choreografe/danser. Eigenlijk had er, in plaats van ‘gebaseerd op een waargebeurd verhaal’ de disclaimer moeten staan elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval.’

Toen ik het zag, meende ik enkel vaag iets van deze vrouw te weten. Haar naam didn’t go down in history zoals die van Isadora Duncan of Martha Graham. Maar zodra je een foto ziet van haar voiles, die ze met lange stokken laat dwarrelen boven haar hoofd als een tornado van zijde, dan kruipt de herinnering uit het collectieve bewustzijn.

Waarom is Isadora Duncan zo bij ons bekend en zij niet? Ik durf te stellen omdat Isadora haar prachtige lijf schaamteloos toonde, waar Loie de hare verborg onder meters van stof. Ook was zij stukken minder charmant dan Isadora. In haar autobiografie bekent Loie: “I have likewise continued not to bother much about my personal appearance.” Maar het is de vraag of het haar gelukt was on stage zoveel gratie and de dag te leggen als ze zo tekeer was gegaan als actrice Soko, die geen enkele vreugde leek te hebben in het dansen, enkel twijfel, afzien en afgrijselijke pijnen. Ik kreeg fysieke afkeer, wilde acuut wegzappen. Het lijkt wel mode om, wellicht uit feministische motieven, foeilelijke actrices hoofdrollen te geven: ik vind het maar niets. Ik kijk (veel) naar films, en dan verdraag ik wel hier en daar een lelijkerd, zeker in historische verhalen met personages die heerlijk niet naar huidige schoonheidsdictaten luisterden, maar anderhalf uur een vierkante meter van een getergde dragonder in mijn geest gestampt te krijgen: nee (ik had trouwens hetzelfde met De Hobbit, en dat waren alleen maar mannen). Maar toch, afkerig en geërgerd, ik heb de hele vertoning, vloekend, uitgezeten.

Die fysieke afkeer heb ik ook voor haar mannelijke tegenspeler, Gaspard Ulliel, die de – fictieve – Comte d’ Orsay belichaamt. Ik vind hem vies.

Mijn argwaan over het waarheidsgehalte culmineerde toen ik haar een pak biljetten zag wegritsen uit de tas van die verzonnen love interest (ZUCHT), geld om haar overtocht naar Parijs te betalen. JA HOOR! Een man moest er aan te pas komen om haar carrière mogelijk te maken. In werkelijkheid verdiende Loie als kind al geld met haar acteeroptredens (ze begon op 2 jarige leeftijd), en was zij zelfstandig wereldberoemd met de door haar uitgevonden sluierdans, en de eveneens door haar uitgevonden theaterbelichting, die kleuren op haar gewaden projecteerde, en zodoende een feeëriek wezen creëerden, dat sierlijk op het toneel dwarrelde.
Niet die luid kreunende uitvoeringen van Soko.
Ze kreeg die belichting trouwens ook nog gepatenteerd. Zonder man.
Dat die man überhaupt in het verhaal moest komen, is, naast een gotspe, een dikke fuck you naar de gay community.  Want Loie was lesbisch, volledig out of the closet. De liefde van haar leven was Gab Sorère, stage designer en filmmaker. In ‘La Danseuse’ zijn ze enkel collega’s.

Nog meer verzonnen: de flirt met Isadora Duncan, de jeugd tussen de cowboy’s, de kille moederdochterrelatie (ze was juist verknocht aan haar überlieve moeder!) en het feit dat ze zich uit het veld liet slaan door imitaties.
Dat laatste is pertinent, en gevaarlijk, onwaar.
Toen Loie bij de Folies Bergères in Parijs aankwam, trof ze daar een (eveneens Amerikaanse) danseres op het podium, met precies haar sluierdans. Loie raakte daar maar eventjes uit haar evenwicht. Ze hernam zich snel toen ze zag dat de imitatie van erbarmelijke kwaliteit was. Na afloop klom ze zelf op het podium en toonde de superioriteit van háár uitvoering. Ze werd geboekt om die dans zelf uit te voeren, in eerste instantie onder de naam van haar imitator. Nou, dát is humor.

Al snel was Loie Fuller the talk of the town en veroverde ze de wereld met haar adembenemende creaties. Onthou dat, en niet wat filmmaker Stéphanie di Giusto daarvan gemaakt heeft.

 

 

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *