De Roverheid

Harie en Tinuh zijn het zat. Voor de derde keer dit jaar zijn hun vakantieplannen getorpedeerd door de Duitse bezetting, “Terwijl we echt toe waren aan vakantie.”

“Luister,” zegt Harie, “Ik heb alle begrip. Voor alles. Toen ze zeiden, jongens, hee, de Duitser valt het land binnen, dan snap ik best dat ons weekendje naar de Grebbeberg niet door kan gaan. Maar dan verwacht ik wel een prompte reactie. Ik verwacht mijn geld terug, of een tegoedbon met garantie. Maar waar was de overheid? In geen velden of wegen te bekennen. We hoorden dagenlang niets.”
“De Roverheid,” voegt Tinuh toe, “Het is eigenlijk gewoon de Roverheid.”
“Juist,” beaamt Harie, “Laten ze eerst eens aan de burger denken, en dan aan hun eigen zakken spekken.”

Naar later bleek, zou hun ellende hier pas beginnen.

“We wilden dan maar een weekendje weg naar Rotterdam. Leuk, even de zinnen verzetten, het is niet dat wij die Duitse bezetting maar leuk vinden ofzo, he?”
“Ja,” zegt Tinuh, “En toen hoorden wij dus…”
“Wij hoorden helemaal niks,” zegt Harie, zijn wenkbrauwen fronsend, “Wie vertelt er nou het verhaal? Jij of ik?”
“Ja maar we hoorden toch…”
“We hoorden helemaal niks! We wilden weg, en TOEN hoorden we dat de Duitsers Rotterdam hadden gebombardeerd! Daar sta je dan, met je goede wil!”
“Ja, en toen…”
“Nee zo ging het niet. Wie is er nu aan het vertellen?”
“Harie belde boos op!”
“Dat deed ik zeker, ja. Ik belde op, ja, zeggen zij dan, blablabla, Rotterdam gebombardeerd. Ik zeg: ja, wat is het nou? Eerst de Grebbeberg, nu weer Rotterdam? Weten jullie zelf eigenlijk wel wat er aan de hand is?”

Hij knikt trots met zijn hoofd.

“Hij zei het echt hoor,” lacht Tinuh, “Zo is Harie gewoon! Die zegt het gewoon, recht voor zijn raap!”
“Je hoeft mij niet te vertellen dat jouw stront niet stinkt! Oh nee!”

De chaos in Nederland brak goed los, en zoals we vaker merken bij dit soort overweldigende gebeurtenissen staat niemand stil bij het kloppende hart van elk noemenswaardig drama: de impact op het echte leven van normale mensen zoals Harie en Tinuh.

“Wij bellen, bellen, bellen. Geen reactie. “Druk” en “Bezig” krijg je, met God z’n gratie. Hebben wij het niet druk? Betekent onze tijd allemaal maar niks?”
Pas dagen later begint duidelijkheid te vormen: het Duitse leger is Nederland binnengevallen, en maakt hier nu de dienst uit.
“Dat kan ik dus ook niet begrijpen he. Kom maar binnen met je zooitje. Gooi maar open die grenzen. En allemaal maar, met die… Ehh…”

Harie duwt druk zijn armen tezamen, en wijst ze naar de camera.

“Handen gebonden! Wat is dat nou voor onzin? Waarom zeggen we niet gewoon, hee, toedeledokie, jullie zijn hier niet welkom? Ga maar in je eigen land leip lopen doen? Nee,” verzucht Harie, met merkbare frustratie, “Dát kan allemaal niet. Ons leger is weer eens te zwak. Hallo!”

Harie kijkt boos weg. Tinuh wil wat zeggen, wat Harie als een uitnodiging ziet verder te gaan:

“Dus die Duitsers hebben een leger van twee miljoen man. Nou, dan zorgen wij toch voor een leger van vier miljoen man? Maak er zes van. Voor de zekerheid. Nou, en ik zal je wat verklappen: ik heb daar dus niet voor geleerd. Maar als ik dat kan bedenken, waarom dan niet die doorgeleerde professoren van de overheid?”
“De Roverheid,” verbeterde Tinuh haar man, hem tegen zijn schouder porrend, “Je moet Roverheid zeggen.”
“Jaja,” kapt Harie haar af, “Goed, we willen dus lekker naar Frankrijk. Het is ons het jaartje nogal. Wij zijn gewoon écht toe aan vakantie. Nee dan is het weer de Blitzkrieg! En onze overheid? Doet net alsof ze niks meer voor het zeggen hebben. Hallo, daar zijn jullie toch zelf bij? Of niet soms?”
“Het is niet de regering,” zegt Tinuh, “Maar de Régelering. Met al die regels. Ja, van de Rege-in de drup-ring, zo ja,” knikt ze heftig.
“Tweede Wereldoorlog dit, Tweede Wereldoorlog dat. Alles is ineens de Tweede Wereldoorlog. Alsof dat het enige is wat er nog aan de hand is. En onze vakantie dan? En,” zegt hij, met toenemende urgentie, “Je mag het niet zeggen, en ik wil het niet goed praten wat ze doen hoor, maar…”

Tinuh knikt, en schud daarna snel haar hoofd. Harie gooit verontschuldigend zijn handen omhoog.

“… Is het nou écht zo’n probleem? Nou? Overal drama, maar… Nou? Echt?”
“De Roverheid, dat is pas het probleem,” knikt Tinuh, “Zeg maar gerust de Ikgeloverniksmeervanheid!”
“Ik lees dus alle kranten, he,” zegt Harie, “Niet alleen de linkse media. En ik wil het niet goed praten, de waarheid zal wel in het midden liggen, maarrrr…He? Ja, zeggen ze dan, de Joden. Die hebben er last van, van die wereldoorlog. Maar… Wij dan? Wij zijn geen Joden, voor ons is die Duitser toch niet gevaarlijk? He, en ik wil best rekening houden met de Joden. Maar… Nou ja, lees de Telegraaf maar, of Der Sturmer, en eerlijk is eerlijk, maar zijn ze niet zelf ook een béétje schuldig aan het probleem?”
“Ik vind het niet normaal,” fluistert Tinuh, “Dat wij ons maar moeten aanpassen, en dat zij de boel maar lekker op stelten gaan zetten.”
“Heel stuk over gelezen, in Der Sturmer. En de Telegraaf. Daar lees je in de linkse media dus niks over, maar ze hebben dus het hele Getto in Warschau op z’n kop gezet he. Rellen! Slopen! Is dat dan hoe je je punt wil maken? Dat is toch niet normaal? He, ik wil het niet goed praten, wat Hitler doet, dat kan ook echt niet, maar hee: is dit dan de oplossing? Ja, zeggen ze dan, maar de meesten gaan wel vreedzaam in de trein. De meesten. Ja, zo kan ik het ook wel goed praten! Ze moeten gewoon allemáál normaal doen!”

“Ja en daardoor kunnen wij niet op vakantie,” mokt Tinuh.
“En niet eens een tegoedbon van de overheid,” gromt Harie.
Roverheid,” port Tinuh haar man, die geirriteerd zijn schouder wegtrekt.
“Hou nou eens op! Ik weet heus wel dat het de Roverheid is! Dat zeg ik toch!”
“Ja maar je zegt niet de…”
“Ik bepaal zelf wel wat ik zeg! Dit is een vrij land! Laatste keer dat ik keek, tenminste,” grapt hij in de camera, om vervolgens ernstiger te kijken.
“Nog wel. Maar weet je, ik, en steeds meer normale mensen met mij, beginnen echt het idee te krijgen dat we in een dictatuur leven. En ik dreig niet, he? Ik dreig nooit. Ik beloof. Ik beloof, dat als de overheid zo doorgaat, de gewone burger in verzet zal gaan. Ik zeg het maar he? Recht voor z’n raap. Dan pikken wij het gewoon niet meer. Kijken hoe leuk dat rellen dan nog is! Maar ja, DAN zal het wel niet meer mogen van de overheid.”

Tinuh kijkt haar man aan. Roverheid. Roverheid, Harie. Zeg het nou. Harie kijkt haar boos aan.
“De Roverheid,” zegt hij maar, uiteindelijk. Tinuh glimlacht, en legt een arm om haar man.
“Dat zeggen wij nou altijd, he! Want het is wel zo! De Roverheid!”

8 Reacties

  1. De echte ramptoerist die profiteert natuurlijk van die Duitse bezetting! Wat dacht u van de GOGOGO deals zoals zoals mijnen zoeken in de duinen? Fun-fietsen (met houten banden) naar de Boer? Kuilen graven op de Waalsdorper vlakte? We kunnen wel eens klagen maar mogen de Nederlandse overheid ook wel eens dankbaar zijn wil ik maar zeggen! Nergens hebben de mensen het zo goed als in Nederland! Zo is het toch? niet dan?

    1. Ik vind het altijd mooi berichten te lezen in de krant zoals “Onderzoek wijst uit dat Nederlandse mensen het meest gelukkig zijn” hoe meet je dat in godsnaam? Sturen ze twee mensen in een arena, en wie het meest gelukkig is, die komt eruit?

Laat een antwoord achter aan Max Molovich Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *