Dom

Toen ik nog rond de Witte Raaf circuleerde, de boot van Kees Hoekert, toenmalige toekomstige ex alsmede vader van de Blauwbilgorgel, was ik erg onder de indruk van het bezoek aldaar.
Een aantal waren vaste gasten. Robert Jasper Grootveld was Kees grootste vriend, gedeelde plaats met De Indiaan. Kees noemde hem Jasper, dus dat deed ik ook. Hij noemde De Indiaan Spits, Arthur IJzerdraat Arie, Beate Taartje, Bernhard Barend, Julius VIPjager, Groen van Tuin, Goeie Onno, Slechte Onno, Iman ZonderD en Maarten Toonstelling, en dus ook dat, deed ik.

De Witte Raaf was namelijk mijn venster op Amsterdam geweest. Daar was ik op een blauwe Paasmaandag aanbeland, via de Franse connectie van ‘Corneille’. Hij sprak vloeiend Frans, dat kwam goed uit.
Een boel van de vaste gasten, Arie Taal en De Indiaan voorop, sprak dat ook, wat nog beter uitkwam. Ik kreeg de indruk dat álle Nederlanders vloeiend Frans spraken. Zoals ik de indruk kreeg dat álle Nederlanders halve Provo’s waren.

Van dat laatste ben ik nog niet bekomen.
Het viel niet mee om te leren omgaan met de Gewone Nederlander.

Dat vloeiend Frans spreken was ook een vloek. Want op een gegeven moment bekroop me het omineus gevoel dat ik nooit en te nimmer Nederlands zou leren. Dat wilde ik destijds heel graag, God weet waarom. Ik zou het heden ten dage niet meer doen, nu internet er is en de hele wereld op het Engels is overgestapt. Engels gaat mij namelijk veel makkelijker af (althans voor het het geschrevene, want ik klink nog steeds als inspector Clouseau). Ten eerste, ik was een kind toen ik voor het eerst Engels kreeg, 10 jaar nog maar, dicht bij de Gevoelige Taalperiode. Het Engels is derhalve dieper genesteld in mijn geheugen. Ten tweede lijkt Engels meer op Frans dan Nederlands dat doet, omdat Frans een moedertaal van Engels is. Ze delen ook een incestueuze gemeenschappelijke tante het Latijn, en zelfs waarschijnlijk ook een even incestueuze Griekse oom. Dus ja, al die woorden die voor jullie misschien moeilijk zijn, zijn voor mij een makkie. Daarnaast heb ik in mijn jonge jaren in Tokio op de univ gezeten, waar ik omringd was door Amerikanen. Tenslotte, kwestie van smaak, vind ik Engels gewoon mooier, dieper, breder, raker en chiquer.
Maar gedane zaken nemen geen keer.  Ergens is het ook wel makkelijk want ik bezit nog 2 Nederlandse kinderen (de oudste is vertrokken naar London, ‘de appel…’ ).
Ceci étant, ik besloot de ingezetenen te melden dat ik geen Frans noch Engels meer sprak. Dit leidde tot deprimerende wanhoop, wanneer in maandenlang niets meer verstond. ’s Avonds kroop ik in mijn aftandse kraakpandje tegen mijn ghetto blaster aan en probeerde ik iets te maken uit de flarden Frans die op het vliegend tapijt van de Lange Golven naar Nederland waren gereisd.

Kees was geniaal grappig, echt, we hadden constant de slappe lach, en Jasper was geniaal tout-court. Elke avond stroomde de boot vol met het interessantste bezoek dat u zich kan voorstellen. De conversaties, die ik steeds beter verstond, waren van een niveau niet te dromen. In ieder geval voor een jonkie zoals ik, en de andere Generatie X’ ers zoals columnist Sander Donkers, die ook vaak geboeid zaten te luisteren naar de Verhalen van Kees, de ouwe Provo’s, de leden van de Reagering, de Kabouterpartij of de Insektesekte. Voor mij was het de hemel.

Een klein probleempje: ik vond mezelf dom. Want waarom bedacht ík niet zulke fantastische dingen? Inmiddels hebben wij geleerd dat dat een vrouwending is, maar destijds was het nog volop het Mannentijdperk, en de zeldzame vrouwen die wel openlijk het woord voerden hadden dat euvel nog niet rondgebazuind. Ze keken wel uit. Dus leed ik daar enorm eenzaam onder. Durfde jaren amper wat te zeggen. Liet de verkeerden over mij heen lopen. Dat soort dingen, waarvoor mijn huidige zelf aan mijn jongere zou willen toefluisteren: “Doe nou niet, lieve schat”.

Dat is wel het fijne van ouder worden. Je laat je niet meer zo makkelijk imponeren. Vanavond vind ik dat ergens jammer. Het heeft iets wonderlijks om jezelf te laten meeslepen door een verhaal, door een mens.

Oud Zeikwijf
Beroepsbrokkenpiloot. Vloog nochtans op haar achtste reeds rakelings langs bergkammen om berggeitjes en bergmarmotjes te tellen. Is tot haar eigen verdriet gemodelleerd naar haar vader, een onbehouwen Italiaanse charmeur met een groot hoofd en een passie voor even belachelijke als tijdrovende hobby’s. Komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Heeft in Japan gewoond. Woont sinds begin jaren ’80 in een boomhut op het Waterlooplein in ‘Magies Centrum Amsterdam’, van waaruit ze haar schrijfsels via rooksignalen aan de redactie doorseint. Ze schrijft ook voor AT5, Sargasso en voor Kutbinnenlanders. En op haar eigen stukje internet: oudzeikwijf.com.

1 reactie

  1. Ach, naar mate ik ouder word denk ik ook steeds minder dat ik dom ben. Maar of ik er nou veel slimmer op geworden ben vraag ik me toch nog wel eens af

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *