Dinsdag hebben we je begraven. Je had het een mooie dag gevonden. De toespraken deden recht aan je persoonlijkheid en gaven een goed beeld van de levens die je hebt geleefd. Je kleinzoon heeft gesproken. Jammer dat we het daar niet met je over kunnen hebben. Je kleindochter heeft bijna de hele dienst huilend bij je dochter op schoot gezeten. Even zat ze ook op mijn schoot, toen je dochter over jou ging vertellen.
Ik was net in bad gestapt en wilde een podcast gaan beluisteren toen je dochter precies een week geleden huilend de badkamer binnen kwam. ‘Mijn vader is onwel geworden’, zei ze. Beneden stonden twee politieagenten die ons vol mededogen aankeken. Op de bank zaten M. en L. geschrokken te kijken. Je dochter ging met de agenten mee, wij bleven achter. ‘Opa gaat toch niet dood?’, zei mijn zoon. ‘Nee’, zei ik, ‘ze kunnen veel tegenwoordig.’ Maar ze kunnen niet genoeg. Een paar minuten later belde ik je dochter weer op. ‘Hij is dood’, zei ze.
Een paar uur daarvoor had je zoon je nog geholpen met de laatste dozen van je verhuizing. Hij heeft je afgezet en is terug naar Amsterdam gegaan. Jij ging nog even naar je oude huis om je fiets te halen, daarna ging je naar de supermarkt. Daarna zou je naar je nieuwe huis gaan en je tv aansluiten om Ajax te kunnen zien. Bij de zelfscanner rekende je dezelfde lasagne twee keer af. Daar bij de supermarkt is de ambulance gekomen. Ze hebben je nog een uur geprobeerd te reanimeren, maar het mocht niet baten.
Je dochter hield je hand vast en keek naar je toen ik binnenkwam. Je mond stond wijd open. ‘Och Harm, wat heb je gedaan?’, zei ik tegen je. Zoals ze zat en naar je keek, zo vol van liefde en in shock, zo zat ze ook iets meer dan tien jaar geleden toen jouw kleinzoon net was geboren en in de couveuse lag. Dezelfde houding, dezelfde blik. Tegelijkertijd op jou gericht en heel ergens anders.
Je weet dat het kan. Dat iemand er het ene moment nog is en het andere moment niet meer. Maar zoiets hoort anderen te overkomen. Toen je zoon met z’n vrouw er was, ben ik weer naar huis gegaan om m’n kinderen bij de buren op te halen. Ze hadden naar de eerste helft Ajax tegen Valencia gekeken. Thuis gingen we verder met huilen. ‘Opa werd nooit boos’, zei mijn zoon. ‘Je moest weleens stoppen met schermpje kijken’, zei mijn dochter, ‘maar als je dan iets anders deed, dan mocht het daarna weer wel.’ ‘Nooit meer gekke cadeautjes’, zei mijn zoon. Ze mochten bij mij in bed. We keken maar naar de tweede helft van Ajax tegen Valencia. Ajax verloor. Uit de Champions League geknikkerd. Ook dat nog. ‘Wat een kutavond’, zei je kleinzoon. En dat was het.
De afscheidsceremonie begon met Erbarme dich, mein Gott uit de Matthäuspassion. Het miezerde toen buiten. We eindigden met In Paradisum, Gregoriaans gezang waarmee je naar het paradijs wordt geleid. Toen we naar buiten liepen bleek de zon te schijnen. Je zou er bijna religieus van worden.
Sterkte, mevrouw Molovich
Gedicht voor land- en tuinbouw
Voor het eerst een merel
horen zingen.
Het eerste wilde viooltje
gevonden.
De kastanjes in bloei.
Het eerste speenkruidbloempje
gezien.
De eerste zwaluw waargenomen.
Voor het eerst gegeten zonder
lamp.
Bloeiend klein Hoefblad
gevonden.
Voor het eerst een koekoek
gehoord.
Het eerste gras gemaaid.
De kersenbomen bloeien.
De peren in bloei.
De appels in bloesemtooi.
De eerste aardbeien.
De aalbessen rijp.
De kersen rijp.
De haver op het veld rijp.
De eerste peren.
De laatste maaltijd zonder lamp.
De eerste appels.
De eerste druiven.
Het laatste bad in de open
lucht.
Het vertrek van de zwaluwen.
Het laatste gras gemaaid.
Voor het eerst de kachel aan.
De eerste rijp.
De laatste roos.
De eerste sneeuw gevallen.
-Jules Deelder-
Dank, Rigo.
Familie Molovich,
Waar ik vandaan kom, wensen de mensen elkaar bij het verlies van een dierbare voor de komende vier seizoenen veel kracht toe. Pas dan, wanneer alle feest- en verjaardagen waar de overledene niet bij aanwezig kan zijn zullen zijn gepasseerd, zal het verdriet grotendeels zijn gesleten.
Ik heb die gewoonte mee naar Nederland genomen en pas die nu toe op u.
Dank, mevrouw Cali!