‘Hallo, ik heb een zakbijl’, zei een jongensstem zojuist tegen mij. Ik kon niet zien wie het was. Om mij heen is het donker. Ikzelf wordt verlicht door het schijnsel van mijn computer.
‘Wat heb je?’, vroeg ik.
‘Ik heb een zakbijl.’ De stem was ineens een stuk dichterbij. Ik knipte onze lantaarn aan. Daar stond de jongen van een paar tenten verderop voor me. In zijn spierwitte T-shirt, zoals gewoonlijk. Hij had een flink zakmes in zijn handen met een uitgeklapte bijl. De bijlkop had de grootte van een babyvoetje.
‘Het is ook een multitool’, zei hij. Waarna hij alle andere werktuigen uit zijn multitool haalde. Ik zag een mes, een zaag en een priem. Er zat vast ook een schroevendraaier bij die tegelijkertijd een flesopener was.
‘Leuk’, zei ik, ‘wat ga je er mee doen?’
‘Niks’, zei hij, ‘ik heb hem zojuist aan Arnold laten zien.’ Ik had nog nooit van Arnold gehoord. Sinds de kleuterschool vind ik mensen die zomaar namen gaan noemen aan andere mensen zonder er rekening mee te houden dat die andere mensen die namen helemaal niet kennen, dom. Toch leek deze jongen mij niet dom. Helemaal vertrouwen deed ik het niet. Een klein beestje in mijn maag zei me dat het niet klopte. Hij liep weer weg.
Zijn ouders zijn erg dik. Zijn broer ook. Hijzelf heeft wat minder aanleg voor vetzucht, lijkt het. Dik is hij niet, wel chubby. Het is altijd een zootje voor hun tent. Net als bij ons. De ouders zitten vaak te lezen in hun stoel. Of doen een spelletje. Of zitten iets op hun tablet te doen. Of zijn bezig eten te bereiden. De man doet dat met zeer veel zorg. Stalt alles uit. Meestal steken ze ’s avonds rond een uur of zeven de barbecue aan. Terwijl de barbecue bezig is heet te worden, gaan ze zwemmen. Daarna gaan ze hun zalm, biefstuk of spies grillen.
De jongen met het witte T-shirt stond al eerder ineens naast me. Gisterochtend, om precies te zijn. ‘Weten jullie al dat er is ingebroken’, zei hij. Ja, dat wisten we al. Aan het eind van onze laan hadden ze met een mes een gat in de voortent van de vouwwagen gemaakt. Meer dan een toilettas en vijf euro hadden ze niet meegenomen. Bij een andere tent hadden ze minder geluk. Daar hadden ze twee iPhones gejat. In beide tenten waren er mensen wakker geworden, waardoor de inbreker vluchtte. Bij een caravan van een Duitse familie waren ze zelfs helemaal naar binnen gekropen. Daar vonden ze in een kastje onder een van de bedden een tasje met al het geld en alle belangrijke papieren. De autosleutel zat er ook bij. Nu kon de Duitse familie niet naar huis. Terwijl ze van plan waren geweest de volgende dag weg te gaan.
‘Is er bij jullie ook ingebroken?’, vroeg ik aan de jongen in z’n witte T-shirt.
‘Nee’, zei hij, ‘hier verderop hebben ze een gat in de tent gemaakt. En daarnaast hebben ze twee iPhones meegenomen.’
‘Ik weet het’, zei ik. Hij bleef nog even staan. Keerde toen om. En liep terug naar z’n plek.
In de verhalen over de inbraken op de camping overheerste al vrij snel de versie van bendes uit Marseille die campings afstruinen om ‘s nachts caravans en tenten te beroven. Ikzelf heb er duchtig aan bijgedragen dat dit verhaal het dominante verhaal werd. Met dit verhaal kon ik mezelf immers voorhouden dat ze verder trokken en de volgende nacht niet zouden terugkomen. Wel zo rustig.
In de loop van de dag werd aan het bende-verhaal het woord ‘professional’ toegevoegd. ´Ze wisten precies wat ze deden´, hoorde je de hele tijd. Zo zouden ze truien over de campinglantaarns hebben gehangen om het licht te dempen. Of iemand zo´n trui daadwerkelijk om een lantaarn had zien hangen, werd niet duidelijk. Ik vermoed dat dit weetje in het leven was geroepen door de persoon die wist hoe die professionele bendes uit Marseille te werk gingen. Het werd in ieder geval een vast onderdeel van het dominante verhaal. Bendes uit Marseille. Goed georganiseerd. Hingen truien over de lantaarns. Wisten dus precies wat ze deden. Oftewel: professionals.
Dit stoorde mijn vrouw mateloos. Ze is bezig met een scriptie waarin de theorieën van Foucault een belangrijke rol spelen. Ze is daardoor nogal beducht op dominante verhaallijnen en hoe die in een samenleving worden geconstrueerd. Bovendien, zo professioneel vond ze het allemaal niet. Uit één tent had deze professionele bende niet meer dan vijf euro en een toilettas gejat en uit een andere tent twee iPhones van een paar jaar oud. Bovendien waren bij twee van de drie inbraken mensen wakker geworden. Het was gewoon een stelletje amateurs. En kwamen waarschijnlijk uit de buurt.
Ikzelf voelde me echter wel senang bij het idee dat we hier met professionals te maken hadden en wenste deze versie niet zomaar op te geven. Immers, hoe verklaar je dat ze bij de caravan zelfs onder het bed wisten te komen, zonder dat iemand er wakker van is geworden? En dat ze bovendien precies wisten waar ze moesten zijn? Dat kan alleen als je al honderden caravans eerder hebt bestolen. Of van tevoren grondig research had gedaan.
Dat kon mijn vrouw ook niet verklaren. Maar nu ze erover nadacht: was de discrepantie tussen de caravaninbraak en die andere twee niet enigszins verdacht? Die twee tenten zo klunzig, de caravan zo geraffineerd. Dat moest ik beamen. Zouden we hier met drie inbrekers te maken hebben gehad, waarvan er één zijn vak verstond en de andere twee niet? Of we hadden hier met een inside job te maken, waarbij de inbraak in de tenten als afleidingsmanoeuvre diende?
‘Misschien heeft hij het gedaan’, zei mijn vrouw toen het jongetje in zijn witte shirt bij ons wegliep. Althans, ik dacht dat ze dit zei. Toen ik haar er later naar vroeg, omdat hetzelfde jongetje ineens met een hakbijl voor me stond, kon ze het zich niet herinneren.
Zakbijl… Pfff!… Ik ken wel de nagelschaar, de voeteneeltvijl, de scheenbeschermer, de bustehouder, de schoudervulling, de tandenborstel. Dingen die lichaamsdelen en toepassing logisch verbinden. U joeg mij dus even stevige schrik aan, lichtzinnige Molovich!
HAHAHAHA
Jaja, lacht u maar, mevrouw. Maar het Nederlands kent voor de man in het algemeen nog véél tragischer dubbelzinnigheden. Dankzij mijn deels Afrikaanse roots was ik natuurlijk op de hoogte van het begrip peniskoker. Toen ik (na een borreltje teveel, u kent dat wellicht) eens deelnam aan een bdsm-partijtje bleek dat woord tevens een geheel ándere betekenis te dragen. ‘Stop ’m er maar in, Perry.’ Na nog geen minuut was ik het er he-le-máál klaar mee.
peniskoker prrrrroesssssttttt
Een jaar of vijftien geleden bedreigde zo’n (buur)jongen mij een beetje bij de speeltuin, waar ik met mijn dochtertje was, ‘dat hij zijn mes zou gaan halen’ en ‘of ik zijn familie nog niet kende’. Nu verbaast het dat er aan een skelet zoveel extra kan groeien, er zit genoeg goedkoop vlees aan hem voor drie jongemannen.
Helder verhaal, troebel.
Marseille heeft al eeuwenlang een slecht imago gehad en talloze rampen die haar vanuit de Middellandse Zee (Afrika en Azië) belaagden in de vorm van oorlogen, honger, pest, revoluties, de georganiseerde misdaad en WO II. In 1977 werd daar trouwens ook de laatste keer de guillotine gebruikt om de Tunesische moordenaar Hamida Djandoubi (1949-1977) te onthoofden!
Wie weet had de Franse schrijver Alexandre Dumas (1802-1870) Marseille zelfs als inspiratiebron gebruikt om zijn beroemde roman ‘De graaf van Monte Christo’ te schrijven. De hoofdpersoon in dit verhaal, de jonge zeeman Edmond Dantès, werd namelijk verraden en opgesloten door vier mannen die desnoods zelf van nature misdadige neigingen hadden!
Dit waren de hebzuchtige, machtlustige, eerzuchtige en ontrouwe boekhouder Danglars, de trotse, verraderlijke en jaloerse Catalaanse visser Fernand Mondego, de jaloerse, dronken, verspillende en uitbuitende kleermaker Gaspard Caderousse en de eerzuchtige, strenge en de machtslustige officier van justitie Gérard de Villefort.
Als Edmond Dantès namelijk ongeveer 14 jaar lang, door toedoen van zijn vier vijanden is opgesloten in Château d’If, en dankzij de geleerde abbe Faria vrijkomt en een enorme schat op Monte Christo vind gaat hij jaren daarna aan zijn wraakactie beginnen.
Het blijkt dan dat Danglars, Mondego, Caderousse en de Villefort bijna allemaal rijk of beroemd zijn geworden door verraad, roof, oplichterij, eerzucht en ontrouwe, misdadige echtgenotes hebben of rebelse kinderen die ze liefdeloze huwelijken in de strot duwen waardoor het later vrij slecht afloopt met deze vier kerels.
En als het om de maffia en criminlee allochtonen in Marseille gaat hoop ik dat het in de toekomst met hen NOG veel slechter afloopt!
Tijdens de Franse Revolutie en WO II kon het in Frankrijk en Duitsland al levensgevaarlijk zijn als je al kleine diefstallen pleegde, grappen maakte over de daar heersende systemen, of als je hoogverraad pleegde .
De twee gevreesde bloedrechters Antoine-Quentin Fouquier-Tinville (1745) en Roland Freisler (1893-1945) stuurden je hiervoor al naar de guillotine toe bij dergelijke vergrijpen en thans zal ik een lijst van 20 onbekende Franse en Duitse burgers opnoemen waarvan zij ieder apart er 10 van ter dood veroordeelden bij het Revolutionaire Tribunal en het Volksgerichtshof en dezen later allemaal werden onthoofd onder de guillotine!
De 10 slachtoffers van Fouquier-Tinville:
1. Jean Julien, voerman. Ter dood veroordeeld na 12 jaar dwangarbeid toen hij na zijn vrijlating uitriep : “Leve de koning” in 1792.
2. Jean Baptiste Henry, kleermaker. Ter dood veroordeeld voor het omzagen van een vrijheidsboom in 1793.
3. Francois Bernard, wijnboer. Ter dood veroordeeld voor het leveren van slechte wijn aan soldaten in 1793.
4. Genevieve Gouvon, naaister. Ter dood veroordeeld voor samenzweringen tegen de revolutie in 1973.
5. Henriette Francoise de Marboeuf, weduwe van ci-devant Marquis de Marboeuf. Ter dood veroordeeld omdat zij hoopte op de komst van de Oostenrijkers en de Pruisen en zij trof voorzieningen voor hen in 1794.
6. Marie Angelique Plaisant, naaister. Ter dood veroordeeld als aristocrate die uitriep: “De natie kan me geen reet schelen!” in 1974.
7. Magdalene Virolle, kapster. Ter dood veroordeeld voor verduisteringen van vaste rekeningen in 1794.
8. Jacques de Baume, Nederlandse handelaar. Ter dood veroordeeld voor allerlei samenzweringen en complotten in 1794.
9. Stephen Thomas Ogie Baulny, kapitein. Ter dood veroordeeld voor het belasten van zijn zoon, een lijfgarde, om te gaan emigreren in 1974.
10. Bernard Augustin D’Absac, kapitein. Ter dood veroordeeld voor het verraden van Franse steden en schepen aan de vijand in 1794.
De 10 slachtoffers van Freisler:
1. Dietrich Tembergen, mijnwerker. Ter dood veroordeeld om via Engelse vluchtschriften een Duitse revolutie in nazi-Duitsland uit te roepen daar er niets te eten was in 1943.
2. Wilhelm Alich, bedrijfsleider. Ter dood veroordeeld omdat hij wilde dat Adolf Hitler zou aftreden of hem anders persoonlijk wou doodschieten in 1943.
3. Bernard Firsching, meester-kapper. Ter dood veroordeeld omdat hij zijn zijn klanten defaitisme aanpraatte in zijn kapperszaak en voor het verheerlijken van Russische tanks, de Russische cultuur en Jozef Stalin in 1943.
4. Georg Jurkowski, postbeambte. Ter dood veroordeeld omdat hij wenste dat het Hitler zoals Mussolini zou vergaan in 1943.
5. Max Jozef Metzger, priester. Ter dood veroordeeld omdat hij wou dat de Duitse katholieke en evangelische kerken werden verenigd via een beweging die Una Santca heette in 1943.
6. Johanna Kirchner, SPD-employee. Ter dood veroordeeld omdat zij hulp aanbood aan sommige nazi-slachtoffers en het verspreiden van ophitsende propaganda tegen het nazi-regime in 1944.
7. Walter Arndt, professor en curator. Ter dood veroordeeld omdat hij vond dat Duitsland schuldig was aan WO II en opriep tot defaitisme in 1944.
8. Josef Müller, pastoor. Ter dood veroordeeld omdat hij de spot dreef met Hitler door een grap te verkondigen waarin een (op sterven liggende) boer tussen de portretten van Adolf Hitler en Hermann Göring werd gelegd.
De boer zou daarna hebben uitgeroepen: “Nou sterf ik, net als Jezus Christus, tussen twee misdadigers!” in 1944.
9. Emma Hölterhoff – Maass, echtgenote van een kraanbestuurder. Ter dood veroordeeld omdat zij wou dat de soldaten van de Wehrmacht hun wapens op het slagveld zouden wegwerpen en voor het beledigen van Hitler in 1944.
10. Ehrengard Frank-Schultz – Besser, hulpverleenster. Ter dood veroordeeld omdat zij het vreselijk vond dat de aanslag op Hitler door Claus von Stauffenberg op 20 juli 1944 was mislukt en voor het verheerlijken van de samenzweerders en omdat ze liever wou leven onder de Angelsaksische heerschappij in 1944.