Het is jammer dat het bovennatuurlijke, heden ten dage, als acceptabele verklaringsgrond voor alledaagse raadsels vrijwel geheel uit beeld verdwenen is. Men is er tegenwoordig op gebrand om stante pede een logische uitleg voor zijn gebrek aan inzicht te kunnen opvoeren, zelfs in die gevallen in welke een onlogische, hoe buitenissig in eerste instantie misschien ook, uiteindelijk veel redelijker en, het is waar, bij nader inzien zelfs veel voor de hand liggender is. De gemakzuchtige ratio lijkt het in ons tijdsgewricht in dat opzicht definitief gewonnen te hebben van de geduldige intuïtie. Ook wat betreft de kunsten en ambachten, de bellettrie, de wetenschappen en het zakenleven heeft men voorshands overwegend de aandacht gevestigd op het mogelijke, terwijl het onmogelijke vaak wordt veronachtzaamd, men zou kunnen volhouden stelselmatig. Nu zal ik geenszins beweren, waarde lezer, dat er per se hogere machten in het spel waren bij de tragische geschiedenis die ik u thans te vertellen heb, maar totaal uitsluiten kan ik het ook niet. Al was het maar omdat ik het niet wil.
In het onderzoek naar terroristische aanslagen, om maar een enkel onbeduidend voorbeeldje te noemen alvorens ik afdaal in de krochten van mijn schuldige geheugen en mijn verhaal beginnen zal, in het onderzoek dus naar terroristische aanslagen heeft men zich tot nu toe alleen beziggehouden met die subklasse van aanslagen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Aanslagen die zouden hebben kunnen plaatsvinden worden door niemand onderzocht, mijns inziens volstrekt ten onrechte. Alle aanslagen met spijkerbommen op, dat wil zeggen in, Nederlandse pretparken bijvoorbeeld, die ons bespaard zijn gebleven, al die aanslagen zijn tot op heden systematisch door onze autoriteiten over het hoofd gezien… Waarde lezer, u denkt op dit kritieke punt aangekomen wellicht dat ik een grapje met u uithaal. Dat ik u zand in de ogen strooi, zoals schrijvers gewoon zijn te doen, of u verveel met zinledige associaties, voor de vuist weg zij het ook met engelengeduld neergeschreven om u zo ver mijn tekst in te lokken dat ophouden met lezen louter leiden zal tot het onbehaaglijke gevoel kostbare tijd geïnvesteerd te hebben zonder daarvoor ooit nog deugdelijk beloond te worden, tijd die u ook had kunnen doorbrengen met uw dierbaren, of uw huisdier, of met het lezen in een goed boek, van een respectabele auteur, waarover u misschien nog iets had kunnen opmerken morgen, zo tussen neus en lippen door, tegen collega’s. Waarde lezer, niets is minder waar! Want gaat u maar na.
Het is ons, de goden zij dank, bespaard gebleven, maar hoe gemakkelijk is het niet, voor wie er serieus op uit is een hele bevolking schrik aan te jagen, hoe eenvoudig, hoe doodeenvoudig is het niet, voor wie werkelijk voornemens is afschuw en angst te zaaien, echte, verstrekkende, diepwortelende angst – hoe simpel is het niet, kortom, een geslaagde terroristische aanslag te plegen… in een Nederlands attractiepark? Zijn attractieparken in het algemeen al zinnebeelden bij uitstek van bescherming en zorgeloosheid, attractieparken ten onzent spannen toch in dat specifieke opzicht ontegenzeggelijk de kroon. Want als veiligheid in attractieparken een eerste vereiste is, dan is veiligheid in Nederlandse attractieparken de eerste vereiste. Als risicobeheersing er het alfa en omega van uitmaakt, letter en geest ineen, de kwintessens, dan zijn Nederlanders wat dit aangaat immer nog heer en meester. En risicobeheersing, waarde lezer, is inderdaad waar het om draait. In een attractiepark namelijk wordt er voortdurend nauwlettend op toegezien de illusie in stand te houden dat u op een haar na bent ontsnapt aan Magere Hein, terwijl de eigenlijke, uitgerekende risico’s feitelijk zo gering zijn als, laat ons zeggen, het besef dat er aan dit leven ooit een einde komt bij het kroost dat staat te kijken langs de kant, nog te klein om in de rij voor de achtbaan te mogen aansluiten, een grote cola in de ene hand en in de andere een ballon van Mickey Mouse. En gelukkig maar, zou ik daar nog aan willen toevoegen.
Wie eenmaal inziet dat alle angst doodsangst is, begeeft zich naar het attractiepark om die angst onder ogen te komen. Geheel vrijblijvend, want: hoewel men de afgrond des doods op het eerste gezicht bijna nergens nabijer komt, weet men zich toch, tezelfdertijd, bijna nergens veiliger en is, hoe is het mogelijk, in werkelijkheid nergens verder van die fatale afgrond verwijderd. Die wachtrij bij de kassa wil hij, of zij, daarvoor wel op de koop toe nemen. Graag, zelfs.
Men betaalt er grif voor, voor illusies…
Het grote geheim, waarde lezer, om hier nog een ogenblik op door te gaan, het grote geheim dat verantwoordelijk is voor deze begoocheling der zinnen, heet, kortweg, contrast. In dit geval gaat het dan overduidelijk om het contrast met het leven buiten het attractiepark, het leven dat niet is uitgerekend, het leven zelf, als het ware. In dat leven, in dat leven bedoel ik, heeft men juist doorlopend de illusie helemaal van gevaar te zijn gevrijwaard, een illusie die desalniettemin helaas maar al te vaak als zodanig onderkend moet worden, zodat hier het predicaat betreurenswaardige vergissing allicht eerder van toepassing is.
Pardon, ik bedoel natuurlijk: prevaleert.
Het is dan ook ongelooflijk, ronduit ongelooflijk, waarde lezer, bij alle zorg die men toch heeft besteed aan veiligheid, bij alle aandacht die men zo consequent aan de dag gelegd heeft voor controle, dat men totaal vergeten schijnt te zijn, met name ook in Nederlandse attractieparken, totaal vergeten schijnt te zijn zeg ik u, diezelfde ijverzucht aan te wenden als het aankomt op… de veiligheid bij de controle.
De veiligheid bij de controle, jawel! Want nogmaals, waarde lezer, gaat u maar na. Waar nu zit hem in deze uiteenzetting de zwakke plek? Waar rammelt het verhaal? Waar is die beroemde dubbele bodem gewoon zichtbaar, althans voor wie niet ziende blind is? Inderdaad, bij de kassa. Aan de ene kant, aan de buitenkant zogezegd, loert daar achter een façade van betrouwbare alledaagsheid onophoudelijk het gevaar, terwijl aan de andere kant, aan de binnenkant, waar uw veiligheid in feite zo goed als gezekerd is, de risico’s u schijnbaar om de oren vliegen. U hoeft er alleen maar even uw toegangskaartje te tonen, en u kunt doorlopen. Waarde lezer, gelooft u het zelf?
Deze weergave van de feiten op zich is uiteraard de ware illusie die u hier wordt voorgespiegeld. De buitenwereld heeft immers aan kassa’s als magische grens van risicoverdeling niet de minste boodschap. De buitenwereld heeft lak aan illusies. De buitenwereld hoeft alleen maar even zijn toegangskaartje te tonen. En kan doorlopen.
Het is ons, de goden zij dank, bespaard gebleven, en misschien is het met die toegangscontrole vandaag de dag ook wel veel beter geregeld dan in de tijd dat ik mij nog in attractieparken durfde te vertonen, maar er hoeft maar één monster in de buitenwereld te ontwaken, er hoeft maar één monster in de buitenwereld zich op te richten, zijn angstaanjagende hoofd te wenden, zijn boosaardige blik te laten vallen op die wijd open, lieflijke ingang daar in de verte – daar in de verte maar o, zo dichtbij! – er hoeft in Nederland maar één terrorist op het idee te komen, er hoeft maar – enfin, u begrijpt intussen wel waar ik naartoe wil.
Maar wat u niet begrijpt, waarde lezer, en dan houd ik er echt over op, is waarom het ons, de goden zij dank, bespaard gebleven is. En hier kom ik dan ten langen leste aan het punt dat ik tot dusverre in dit onbeduidende voorbeeld zo angstvallig, of ook wel: stoutmoedig, vermeden heb – ook, omdat het eigenlijk wel als voorondersteld mag worden aangenomen – namelijk het punt van de aanslagpleger zelf en zijn, of haar, motieven.
Want het mag inderdaad wel als voorondersteld worden aangenomen, dat aanslagen, althans in ons tijdsgewricht, voornamelijk gepleegd worden door personen die een beroep doen op het bovennatuurlijke. Of: door een subklasse van deze grote, uiterst heterogene groep personen, natuurlijk. Het raadsel dat zich nu aan ons opdringt, en gezien de frequentie van terroristische aanslagen wereldwijd zou men dat gerust een alledaags raadsel kunnen noemen, het alledaagse raadsel, met andere woorden, dat zich opdringt aan ons, nu, is waarom genoemde subklasse in het beramen van aanslagen op attractieparken, zoals hierboven uiteengezet toch de beste aanslagen, klaarblijkelijk niet het minste heil ziet.
De beste aanslagen, vraagt u? Helaas, de allerbeste.
Zoals het gezoem van de vliegen steeds luider opklinkt naarmate u de lichamen dichter durft te naderen, zo onherroepelijk ook zwelt het geluid aan van de blijdschap, de zorgeloze blijdschap, als u loopt in de richting van het attractiepark.
Waarde lezer, u denkt op dit kritieke punt aangekomen wellicht dat ik een grapje met u uithaal. Dat ik u zand in de ogen strooi, zoals schrijvers gewoon zijn te doen, of u vermaak met zinledige volzinnen, voor de vuist weg zij het ook met duivelse precisie neergeschreven. Maar erg grappig is het toch niet, als plotseling ergens in de verte, bij de achtbaan achteraan misschien, die u vandaag waarschijnlijk zult laten zitten, die achtbaan dus, omdat het park zo groot is, zo ontzettend groot, veel groter uiteraard dan u vooraf gedacht had, als ergens in de verte plotseling iets opklinkt dat op schieten lijkt. Natuurlijk is het geen schieten, stel u voor, maar als er dan, vervolgens, uit het niets, een stuk of wat mensen, rennende mensen, verschijnen aan de rand van uw gezichtsveld, mensen in paniek, mensen die iets schreeuwen ook, dan lijkt het warempel toch schieten te zijn. En als u dan, vervolgens, bent opgestaan, zonder dat u bent opgestaan, en onmiskenbaar het geluid waarneemt van schoten, snel opeenvolgende schoten, te snel opeenvolgende schoten dan dat een mens daarvoor ooit een trekker zou kunnen overhalen, dan blijken er opeens overal mensen te rennen. En u bent ook gaan rennen. En het geluid dat u vervolgens gewaarwordt, het gekrijs, ononderbroken, dat u vervolgens gewaarwordt, en nooit, nooit meer vergeten kunt, dat is het gekrijs, dat is het geluid dat er natuurlijk altijd al geweest is. Dat is het geluid dat zich verborgen hield, al die tijd al, achter dat andere geluid. Verborgen hield, natuurlijk, achter het geluid van de blijdschap. De zorgeloze, tenhemelschreiend zorgeloze blijdschap.
Kortom, waarde lezer. Hoe simpel is het niet een geslaagde terroristische aanslag te plegen in een attractiepark in Nederland. Het mag, ten derden male, wel als voorondersteld worden aangenomen, dat aanslagen heden ten dage bijna uitsluitend gepleegd worden onder het luidruchtige aanroepen van het bovennatuurlijke. Is het dan, in dat geval dus, onredelijk om het ontbreken van juist naar hun aard bij uitstek voor de hand liggende aanslagen toe te schrijven aan… het bovennatuurlijke? Of, denkt u, moet de absolute afwezigheid van het meest waarschijnlijke hier juist worden beschouwd als een geval van zuiver toeval, het allerzuiverste misschien? Wie zal het zeggen. Hoe dan ook, en in ieder geval, wat geen toeval kan zijn, is dat de profeet, hoe hij genoemd wordt door zijn volgelingen ontschiet me op het ogenblik, op wiens aanwijzingen genoemde aanslagplegers zich bij hun terreurdaden, zeggen zij, zo consequent beroepen, dat deze voorganger dus, getuige de officiële mythen die over hem de ronde doen, ooit ’s nachts nog eens een ritje naar “de zeven hemelen” heeft ondernomen, gezeten op “een wit en lang dier, groter dan een ezel, maar kleiner dan een muilezel”. Me dunkt, zo’n sprookjesachtige, middernachtelijke hiernamaalsreis is toch een thema uit duizenden voor een alleraardigst ritje… in een attractiepark.
Maar genoeg nu over denkbeeldige aanslagen. En niet louter omdat wetenswaardigheden over profeten, hun volgelingen en hun fabeldieren mij in feite nagenoeg siberisch laten – afgezien dan van het zekere nut dat ze wel hebben kunnen bij het verzinnen van onbeduidende voorbeelden – maar vooral ook, omdat ik nu eindelijk mijn gemoed wel eens wil luchten, en nog een tragische geschiedenis vertellen moet, die helaas maar al te echt en waargebeurd is, en allerminst onbeduidend.
Ja, u bent er nog?
Dan moet u het zelf maar weten. Waarde lezer.
Ik voel mij zo ontploft :-(