In communicatie met overheden, nutsbedrijven and such word je weggerukt uit je egocentrische bubbel om als op zich onbetekenend lid van een omvangrijke groep te worden aangesproken.
Je krijgt een nummer.
Je wórdt dat nummer, die nummers.
In den beginne heeft het iets geborgens. De Giro, de PTT, het Rijk. Je nummer is nog klein en lief. Iedereens nummer is nog klein en lief. Veel leden hebben die clubs niet. Het voelt uchi. Thuis.
En dan groeit dat groepje. De Postbank, de ING, de TNT, KPN, PostNL, de Europese Unie, de Wereld. Je nummer groeit en groeit. Je kan het niet meer onthouden. Je schrijft het op. Communicatie met het apparaat is op administratie gaan lijken.
Moraal: als de groep te groot wordt, voelt behoren beklemmend.