Ik stond in de rij voor de wc. Straks zou er een of andere band optreden. We bevonden ons een meter of twintig boven Reykjavik. Een jongen melde zich. Hij zag er witjes uit. Maar we bevonden ons in IJsland, er zagen er wel meer wat witjes uit. Nog één iemand voor me en ik was aan de beurt. ‘I have to puke’, zei de witte jongen met z’n slepende IJslandse accent. ‘Go ahead’, zei de man voor mij. Hij schonk de jongen een goedkeurende glimlach. ‘We’ve all been there.’ Met wat instemmend gebrom beaamde ik dat. Een paar seconden later stonden we naar de kotsende jongen te luisteren. Hij had het zwaar. De volgende dag zag ik hem in een boekhandel optreden. Hij speelde bas. Net als ik.
Wie ooit in IJsland is geweest zal zich net als ik hebben verbaasd waarom openbare toiletgelegenheden (ik heb getracht mij te beperken tot het bezoeken van die voor heren, mannen althans) slechts werden voorzien van stortplaatsen voor de kleine en grote onderlossersboodschap. In onderhavige alcoholistencultuur (veel anders is daar tijdens de vele wintermaanden niet te doen, u begrijpt dat ik weinig anders kon dan mij zo goed mogelijk aan te passen) is het bovenlossen van vergelijkbaar belang. Uit statistisch onderzoek is derhalve gebleken dat IJslandse jongeren onderling minder vaak tongen dan andere Europese jeugd. Mocht een der mannelijke lezers dezer site plannen hebben om zich aldaar door een IJslander( (m/v) oraal te laten bevredigen, dan raad ik uit ervaring het gebruik van een tegenjasje aan. De zurige lucht van een plomp zomp aan de stomp doch aplomb gevormde pomp onder de romp van de homp Tromp werd door Tromp als bijzonder lomp ervaren.
Dank voor de tip, Tromp.
Sommige vaders zijn, zoals ik in boeken over de Kameleon en Pietje Bell las, wel eens té goed voor hun kinderen mits hun kroost anderen schade berokkenen en die vaders er zelf geen slachtoffer van worden daar die vaders kinderen iets teveel verwennen.
In een bepaalde tekenfilm over Casper, het vriendelijke spookje, uit 1963 (getiteld ‘A Visit From Mars’) was de bevelhebber van een Marsvloot van Mars blijkbaar ook iets te soft geweest voor zijn zoontje Marty. Dit hooghartige, verwaande, onnadenkende en domme kereltje scheen niet bepaald streng door zijn vader te zijn opgevoed daar de snotaap op een dag ging spijbelen van school en een vliegende schotel “leende” om daarmee een uitstapje te maken naar de Aarde.
Hij veroorzaakte hiermee onbedoeld een korte oorlog daar de Marsmannetjes de schotel terug wilden en Casper daarmee Marty bijstond. Nadat Marty bij zijn (aanvankelijk) blije vader was afgeleverd en beiden terugkeerden naar Mars leek Casper zich af te vragen hoe de bevelhebber ging reageren op het stoute gedrag van zijn zoontje.
Via een zender die het spookje puur toevallig bemachtigde ontdekte Casper dat Marty’s vader beslist NIET alle misdragingen van zijn bengel meer kon gedogen, accepteren of vergeven al was het nooit de bedoeling van die Marty geweest (hij had tenslotte zichzelf in zijn blijdschap verraden wat erg dom van hem was en schijnbaar rekende Marty niet echt op een strenge straf) om een ruimteoorlog te veroorzaken. Zijn vader wilde echter voorgoed voorkomen dat Marty deze ellende opnieuw zou herhalen en de eerste besloot om nou het voorbeeld van strengere vaders te gaan volgen!
Hoewel het jammer genoeg niet werd afgebeeld hoorde Casper tot zijn grote blijdschap hoe de verwaande Marty van zijn boze vader een verschrikkelijk pak voor zijn broek kreeg gezien de tientallen kletsen en Marty’s langdurige gejammer en gehuil dat het spookje hoorde! Marty had pijnlijk geoogst wat hij allemaal had gezaaid met de nieuwe oorlog die zijn vader op Marty’s zondige achterwerk ontketende! Hij had zijn welverdiende loon rijkelijk ontvangen.