Zijn allereerste platendeal! Elk jaar zou hij een
cd kunnen maken, met liedjes voor het nieuwe seizoen. Hij was ecstatisch, en om het te vieren had hij afgesproken met zijn vrouw dat hij nog één keer per jaar mocht optreden: op het verjaardagsfeestje van hun zoon, om nog een beetje “in touch met zijn roots” te blijven.
“ZIIIJJN JULLLIEEE KLAARRRRrrrrrr VOOORRRR HET FEEESSSTJEEEEHHH VAN STTTTTIMMMMMYYYYY???” riep hij dan op 120 decibel door de luidsprekerinstallatie die hij naar de tuin had gesleept. Een knipoog gevend naar zijn zoon. Stimmy bofte echt: met zijn verjaardag vlak voor de zomervakantie had hij meestal én lekker weer, én de meeste van zijn schoolkameraadjes konden er bij zijn. Rut had ze allemaal persoonlijk uitgenodigd, met een zelfgemaakte flyer waar hij weer ouderwets op stond als “STOERE RUT (De vader van Stimmy) EN ZIJN WILDE KEYBOARD (DE RETURN)”.
Eén keer was het feest zo wild en luidruchtig geworden, dat de buren langskwamen. “Of het alsjeblieft ietsje minder kon”! Haha! Dat zijn ze niet gewend, natuurlijk, in zo’n burgermansbestaan!
Maar het kon natuurlijk niet altijd alleen maar feest en gezelligheid blijven. Twee jaar terug was Rut erachter gekomen dat Stimmy werd gepest. Door bijna de helft van zijn klas. Met pijn in zijn hart nam Rut de enige beslissing die hij kon nemen: tijdens Stimmy’s volgende verjaardagsfeestje besloot hij tussen de liedjes door de pesters rechtstreeks toe te spreken.
“PESTEN IS NIET OK,” zij hij, versterkt door zijn microfoon, rondlopend in de tuin, kijkend naar de kinderen die tegen de muur geleund stonden. Ze waren nu allemaal tien jaar oud, en dus te “cool” om te dansen. Maar Rut had er wel voor gezorgd dat ze niet binnen maar een beetje lamlendig chips gingen eten en videospelletjes spelen. Het was hier een feestje, jongens. Hop, in de tuin.
“IK HEB GEHOORD DAT SOMMIGE KINDEREN GEPEST WORDEN,” sprak hij streng, een knipoog gevend naar Stimmy- hij zou hem niet verraden.
Hierna wees hij naar de grootste pestkop: “NIET OK, JESSE. SOMMIGE KINDEREN ZIJN GEWOON EEN BEETJE LAAT. OF ZE PLASSEN IN BED, JUIST DOOR DE STRESS VAN PESTEN. ZULLEN WE GEWOON ALLEMAAL SAMENWERKEN OM TE ZORGEN DAT NIEMAND MEER ZIJN BROEK HOEFT VOL TE PLASSEN?”
Rut ging zitten op de tuinstoel achter zijn keyboard, selecteerde “Rumba-beat” en “Electronisch orgel”.
“IK HEB EEN LIED GESCHREVEN HIEROVER. HET WAS OORSPRONKELIJK BEDOELD VOOR VIERJARIGEN, MAAR IK DENK DAT HIER VOOR ONS ALLEMAAL WEL EEN BOODSCHAP IN ZIT.”
“Een grote of een kleine?” hoorde hij Jesse gniffelen tegen wat giebelende meiden. Teringjong. Gelukkig had Rut de kracht van muziek. Hij zette het echo-effect op maximaal, en ging spelen:
“HEE, HEE PESTEN,
DAT IS TOCH NIET NORMAAL
HEE HEE PESTEN,
DOE TOCH EENS NORMAAL!
ALS JE TOCH WIL PESTEN,
DRAAI DAN MAAR EEN RONDJE,
HANDJES IN DE ZIJ!
DRAAI NOG MAAR EEN RONDJE
IE!DE!REEN! BLIJ!
PESTEN, PESTEN,” zong hij met extra gevoel, zijn ogen gesloten, krachtig uithalend op het plastic van zijn ‘board.
“PEEEESTEN, PÈÈÈÈÈÈÈÈSTEN,
DOE NORMAAL,
PEEEEEEESTEN PEEEEESTEN!
DOE! NOR! MAAL!!”
Al zijn vingers drukten tien toetsen zo diep mogelijk in, een hemels electronisch orgelgeluid producerend, aanzwellend met echo om alle tuinen in deze wijk sonisch weg te blazen. Een hand maakte hij vrij om de “Beats per minuut” draaiknop subtiel te verhogen, rumba-beats sneller en sneller het publiek in te werpen. Hij sloeg zijn hoofd naar achteren, zweetdruppels lancerend naar de kinderen die tegen de muur achter hem hingen.
“Ieuw!” riep een meisje. Rut hoorde het niet- hij was in een hogere dimensie van extase. Bij ongeveer 200 beats per minuut was het ideale tempo bereikt, dus had hij een hand vrij om zijn signature move te maken: met extra gevoel voor drama rees zijn arm traag als een omhoogvarend schip, strekte hij zijn hand, en kwam het tipje van zijn wijsvinger zo dicht als hij het brengen kon naar God.
Nog altijd drukte zijn andere hand, trillend van de inspanning, de vijf keyboardtoetsen in, de tonen daar van eindelijk afstervend. Eén moment bracht hij de hand omhoog- “SOLO!!” roepend in de microfoon, waarna hij de vingers wild over het klavier liet gaan. Zijn andere hand bracht hij weer naar beneden, naar zijn soundboard, en activeerde blaffende honden, een misthoorn en ouderwets telefoongerinkel.
“PESTEN!!!” riep hij met overslaande stem. Rut was nu één met de muziek.
“PÈSTEN!!” gilde hij, door de toch al hard afgestelde luidsprekers heen. De kinderen bedekte hun oren. Eentje begon te huilen. Maar dat was altijd al een hypergevoelige aansteller geweest.
Het was, zou hij uit zichzelf al gevonden hebben, het beste optreden dat hij ooit gegeven had. Of zoals hij later op kantoor en bij vrienden en op ouderavonden van school verklaarde: “Ik gaf toen geen optreden. Ik gaf mijzelf.”
Maar stiekem het mooiste was dat blijkbaar niet alleen hij dat vond. Twee jaar later, op Stimmy’s twaalfde verjaardags- en tevens afscheidsfeestje van de lagere school, werd dit lied maar liefst vijf maal aangevraagd als verzoeknummer. En iedereen schreeuwde mee, woord voor woord. Behalve Stimmy zelf, maar hij was een beetje een vroege puber. Erg sikkeneurig.
Jesse vroeg zelfs of hij mee mocht zingen vanachter het keyboard! Zo’n ommezwaai in die jongen! Hij hielp met geluidseffecten aanslaan, en had een heerlijk doe-maar-wat attidude met de beats per minuut draaiknop. Dat is hoe Rock’n Roll bedoeld was. Op het eind hadden ze arm in arm gestaan, meedeinend op de beat, allebei een arm omhoog, schreeuwend in koor: “PEEEEESTEN! PÈÈÈÈÈÈÈÈSTEN!!”
“DOE! NOR!MAAL!!” brulde Jesse in canon nog naar Stimmy. Fantastisch hoe die eens zo nare pestkop Stimmy nu amicaal- en muzikaal– in zijn spel betrok.
Dat was de grootste kracht van muziek, besefte Rut in volle nederigheid. Hij had Stimmy na dat eerste optreden nog een paar keer gevraagd: “En? Wordt je nog steeds gepest?”
Nee, schudde Stimmy dan zijn hoofd.
“Weet je het zeker? Ik kan het lied nog een keer doen he. Misschien wat duidelijker maken dat ik het over jou had.”
“Nee,” zei Stimmy, “Niet nodig. Dank je.”
Rut glimlachte naar zijn zoon, en gaf hem een schouderklop.
“Ok.”
Hij was zo blij te zien dat het goed was afgelopen- die avond na het optreden was Stimmy nog helemaal van streek. Blijkbaar werd hij helemaal niet gepest vanwege bedplassen. Blijkbaar wisten zijn klasgenoten niet eens dat hij dat deed.
En natuurlijk raakte Stimmy helemaal in paniek: die was bang dat ze hem nu daarmee zouden pesten.
“Maar dat kan toch helemaal niet,” had Rut zijn wild huilende kind gerust proberen te stellen, “Ik heb toch met dat liedje uitgelegd dat pesten niet ok is?”
“JE SNAPT HET NIET!!” had Stimmy gehuild.
“Dan zing ik het toch gewoon nog een keer? Je moet mensen bewust maken van gedrag wat niet door de beugel kan, Stimmy. Anders leren ze het nooit.”
“JE SNAPT ER NIKS VAN!!!”
“Ik maak wel een CD ervan,” sprak hij zachtjes, de natgehuilde haren uit het gezicht van zijn zoon strijkend, “Dan geef ik het aan hun ouders en vraag ik of zij ook een beetje kunnen opletten.”
Stimmy had hem aangekeken, met ogen die feller gekleurd leken door alle tranen. Hij zei niks meer. Rut glimlachte en knikte.
“Ik ben blij dat je het snapt,” fluisterde hij naar zijn zoon, een aai over zijn bol gevend.
“Nu lekker slapen.”
Nooit had hij ook maar meer een woord gehoord over pesten. Stimmy leek ook veel sterker: koud, en emotieloos bijna. Zo’n stoere knul! Dat had Rut maar even mooi bij elkaar opgevoed! Hij kon niet wachten om het eerste optreden te geven voor Stimmy’s klasgenoten van de middelbare school. Dan zou Stimmy zien hoe cool zijn ouweheer kon zijn, en zou hij hem misschien weer helpen met liedjes proefluisteren.
Hij trok zijn hoofd terug uit de deuropening van Stimmy’s slaapkamer.
“Ik kom later wel terug,” verontschuldigde hij zich, de deur sluitend. Vanachter de deur hoorde hij weer die héle, héle, héle, HÉLE diepe zucht. Pubers!
Haha! GrUWElijk verhaal weer! Zo’n vader is nog vele malen erger dan een moeder die om de haverklap je kamertje komt binnenstappen (net op de momenten dat je ongestoord dacht vieze plaatjes te kunnen kijken)
eensch met sikbock, super grappig dit.